7 douin Mansart (1646-1708). Dit pleintype verspreidt zich vanaf de 17de eeuw over de rest van Eu ropa. Met name Engeland werd een dankbare afnemer. Dit weerspreekt dan ook het argument dat pleinen in Nederland ontbreken vanwege het slechte klimaat. Bekende Engelse voorbeelden zijn Covent Garden (1621), St. James Square en Kings Square. In Madrid werd kort na de aanleg van het Place des Vosges het Plaza Mayor aangelegd, dat later werd voorzien van een beeld van de beeldhouwer Pietro Tacca, die ook Het plein te Den Haag. (dia Aga v.d. Klooster) het beeld voor het Place Dauphine in Parijs vervaardigd had. In de 18de eeuw, tijdens de rege ring van Louis XV, ontwikkelde dit pleintype zich tot een geïntegreerd deel van de stedebouwkundige structuur. De aanleg werd meer als excuus gebruikt om de stedelijke structuur van de stad te verbeteren en te verfraaien. De beste voorbeel den hiervan zijn het Place Royale in Bordeaux (1735), Place de la Con corde in Parijs (1748) en de pleinen van Nancy (1750). Ze vormden het centrum van een stratennet, dat ver schillende delen van de stad met el kaar verbond en de gesloten middel eeuwse stad beter toegankelijk maakte. In veel Europese landen vond eenzelfde ontwikkeling plaats. Zo werd in Kopenhagen de Amaliën- borg (1749) aangelegd die het uit gangspunt vormde voor de ontwikke ling van een hele stadswijk. In Lissabon werd na een aardbeving een groot deel van de stad her bouwd volgens een strak geometri sche patroon. Nieuwe Markt De Place Royale werd in Nederland niet overgenomen. Alhoewel de ruimte er in principe wel was. Sinds de Reformatie werd een groot aantal voormalige kloosters afgebroken en kwam de grond vrij, die vaak in of nabij het centrum van een stad was gelegen. Deze ruimten werden ech ter meestal in de middeleeuwse tra ditie omgevormd tot marktplein (Mid delburg, Harderwijk, Kampen). In Rotterdam werd in 1650 de Nieuwe Markt aangelegd op de plaats van het oude Agnietenkiooster. In Den Bosch werd na de sloop van het be gijnhof een exercitieplaats voor het legioen aangelegd; de Parade (1749). Geen van deze pleinen werd echter voorzien van een monumen tale uniforme bebouwing. Waarom? In de eerste helft van de 17de eeuw werden de nieuw aangelegde plei nen zoals gezegd bestemd als marktplein. Met het wegvallen van de Rooms-Katholieke kerk en het ontbreken van een absolute monar chie verviel bovendien het nut tot het aanleggen van representatieve plei nen. De nuchtere, handelsgerichte Republiek had meer behoefte aan handelsruimte. Hier bouwde men op kleinere schaal en in overeenstem ming met de bodemgesteldheid; een assenstelsel met monumentale plei nen en bebouwing was in Amster dam en andere steden niet alleen onuitvoerbaar maar ook ondenkbaar. In Amsterdam waren de nieuwe grachtengordels de plaats waar de rijke kooplui zich vestigden; zij had den geen behoefte aan prestigieuze pleinen. 19de eeuw In feite heeft de ontwikkeling hier twee eeuwen stil gestaan. In de 17de en 18de eeuw vonden er zeker stadsuitbreidingen plaats, maar op totaal andere wijze. Misschien gaat dit samen met de ontwikkelingen binnen de architectuur. Alhoewel in Nederland het classicisme zich wel degelijk ontwikkelde, week deze qua schaal, vormentaal en materiaalge bruik af van de omringende landen. De invloed van Frankrijk op Enge land is bijvoorbeeld veel groter ge weest. In Nederland werden pas in de 19de eeuw monumentale pleinen aangelegd, voornamelijk in de nieu we stadsuitbreidingen. Een voor beeld hiervan is het Plein 1813 in Den Haag, dat in 1857/8 werd aan gelegd, maar waarbij de monumen tale architectuur grotendeels ont breekt. Het plein wordt omgeven door villa's, die grotendeels door bo men worden afgeschermd van het plein. Dergelijke 19e eeuwse pleinen werden echter wel op de 18de eeuw- se Franse classicistische ideeën ge baseerd. Functionaliteit voorop Het ontbreken van het monumenta le, uniforme plein is waarschijnlijk een van de redenen waarom Neder land geen pleinenland wordt ge noemd. Maar er zijn andere oorza ken. Veel pleinen zijn lange tijd ver waarloosd en vele worden gebruikt als parkeerplaats of verkeersknoop punt. Hierdoor verandert het karakter dermate, dat men het niet meer als een omsloten ruimte ervaart. Terwijl de indruk van geslotenheid en ge borgenheid vaak een van de essen ties van een goed functionerend plein is. Een ander probleem is de schaalvergroting van de bebouwing, die het plein overheerst en de 'toe schouwer' overdondert. Ook bij de aanleg van nieuwe pleinen is men zelden in staat die, van oorsprong cruciale geborgenheid en besloten heid te creëren. Zo biedt het schouwburgplein in Rotterdam geen enkele eenheid; de bezoeker wordt nauwelijks in verleiding gebracht lan ger dan noodzakelijk op het plein te vertoeven. Misschien is de stilstand in ontwikke ling de reden dat er in Nederland geen sprake is van een echte pleinentraditie. In onze geschiedenis heeft functionaliteit altijd een belang rijke rol gespeeld en een representa tief plein heeft geen nuttige functie. Het is dus niet zo dat in Nederland pleinen ontbreken, zij zijn alleen min der monumentaal dan bijvoorbeeld in Frankrijk of Engeland. Afgezien van de vaak slechte staat en de ver minkingen in de vorm van moderne winkelpuien en verkeerschaos is het niet redelijk om te stellen dat Neder land 'geen pleinen heeft'. Er is een duidelijk verschil, maar de Neder landse architectuur is wat dat betreft in zijn geheel afwijkend; kleinschali ger en meer sober in detail en mate riaalgebruik. Als de Nederlandse ar chitectuur geaccepteerd wordt als een 'eigen' architectuur die welis waar door het buitenland beïnvloed is, maar toch typisch Nederlands, dan moet ook de pleinarchitectuur als zodanig geaccepteerd worden. Hetgeen niet noodzakelijkerwijs be tekent, dat ze in hun huidige staat aanvaard moeten worden. In veel gevallen zou een herwaardering van de oorspronkelijke functie als plaats voor bijeenkomst beslist op zijn plaats zijn. Anne Karine Lemstra is kunsthistori ca te Veen.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1991 | | pagina 7