12 aard de verantwoordelijke wethou der, de heer Dona. Van hem is het plan afkomstig en hij zou het dan ook graag gerealiserd zien. Een con certzaal is, volgens hem, 'een waar devolle functie, die goed in de stads- visie past'. Zoals vaak bij dit soort ontwerpen is ook hier de financiering een probleem. Tot nu toe heeft de wethouder eenderde van de beno digde 35 miljoen bij elkaar gekregen, volgens zijn planning zou men over twee jaar (1993) met de bouw kun nen beginnen. De plannen zijn echter omstreden; aan de bouw van een ondergrondse zaal kleven een aantal bezwaren. De heer Bergé, voorzitter van de Com missie Heemschut van Noord-Bra bant, vertelt, dat de bodemstructuur onder de Parade en omliggende ge bouwen niet erg duidelijk is. De bo dem van Den Bosch bestaat voor een deel uit zandgrond en voor een deel uit veel onstabielere veengron den. Daarnaast is het mogelijk dat de on dergrondse loop van de Dieze en andere stromen zal veranderen als er een volume met een diameter van 60 meter en een diepte van 18 meter in de Parade wordt geplaatst. Het is dus niet onmogelijk dat de funderin gen van de St. Jan's Kathedraal en het bisschoppelijk paleis beïnvloed worden. Wethouder Dona verzekerde dat er grondboringen ter plaatse zijn ge daan die aantonen dat de grond on der en rond de kathedraal stabiel ge noeg is om de bouw uit te voeren. Om een verandering van de grond waterstand tegen te gaan, wordt er gebruik gemaakt van caissonbouw; een methode die in veel oude stads kernen wordt toegepast, juist om dit soort problemen te voorkomen. Stadsarcheoloog drs. H.L. Jansen voert hier echter tegen in dat men enkele jaren geleden, bij een opgra ving van een romaans koor in het kruizingsvierkant van de huidige ka thedraal, tot de ontdekking kwam, dat dit oudere koor exact op de scheiding van zand- en veengrond was gebouwd. Als resultaat van een onregelmatige inklinking van de bo dem was een scheur ontstaan, die bij de fundering slechts enkele centi meters breed was, maar drie meter daarboven al een breedte had van een halve meter. Dit verhaal toont aan, dat door de zangrond veenba- nen kunnen lopen die de ondergrond minder stabiel maken dan zij lijkt. Overigens meent de heer Jansen, dat de constructie met zware steube- ren van de St. Jan minder ontvanke lijk voor dit soort problemen zal zijn dan de massieve muren van het romaanse koor. 'Vijftig opgravingen achter' Een belangrijker probleem is echter de ligging van het Begijnhof, een middeleeuws klooster, direct onder de Parade. Als de plannen voor de concertzaal door gaan zal met dit Begijnhof een belangrijk deel van het Bossche bodemarchief verdwijnen. Er zal natuurlijk wel de mogelijkheid tot archeologisch onderzoek komen en de gemeente heeft een principe uitspraak gedaan dat er geld en tijd beschikbaar komt om dit onderzoek te doen. De kosten van dit onder zoek zullen ongeveer een miljoen bedragen en de opgraving zal zeker een jaar duren. Drs. Jansen zal ech ter geen leiding aan het onderzoek kunnen geven. De opgraving van het Begijnhof zal hoe dan ook gedaan worden. Als het niet door de stadsar cheoloog kan, dan zal er iemand van buiten aangetrokken worden. Zou hij besluiten de opgraving wel te leiden dan zou dit ten koste gaan van an dere archeologische lokaties die met vernietiging worden bedreigd en die onder de verantwoordelijkheid van de stadsarcheoloog vallen. Gebrek aan professionele archeologen en fi nanciële middelen maakt dat nu al delen van het bodemarchief van de stad door de snelle stedebouwkundi- ge ontwikkeling verdwijnen. Dit bete kent, dat de opgraving van het Be gijnhof door archeologen van buiten af gedaan moet worden. Mocht de bouw van de concert zaal niet doorgaan, dan blijft het Be gijnhof rustig onder de Parade lig gen. Jansen legt uit, dat in Den Bosch niets wordt opgegraven, dat niet direct met vernietiging wordt be dreigt. De stadsarcheoloog 'loopt al vijftig opgravingen achter', reden ge noeg om geen opgravingen uit te voeren die niet daadwerkelijk nodig zijn, hoe interessant ook. In Den Bosch valt genoeg te onderzoeken dat wel met verdwijnen bedreigd wordt. Over 30 jaar kunnen de ar cheologische technieken wel zo zijn verbeterd dat opgraven niet langer meer het teniet doen betekent van belangrijke informatie, die maar een keer opgegraven kan worden. Bij elke opgraving wordt een belangrijk deel aan informatie, diverse woonla gen en dergelijke, vernietigd. Het Begijnhof Wat ligt er nu precies onder die Pa rade en wat is het belang ervan? Wat, zoals velen zullen zeggen, is nu het belang van een paar stenen on der een plein, tegenover zo'n mooie concertzaal? Het Begijnhof van Den Bosch werd voor 1274 op en rond de huidi ge parade gebouwd. Hiervoor lag het waarschijnlijk meer in de buurt van de huidige Choorstraat, aan de oostkant van de St. Jan. Van 6 juni 1274 stamt een document waarin het Begijnhof de status van parochie kreeg en daarmee het recht tot het bouwen van een parochiekerk. De bouw van deze kerk, gewijd aan de heilige Nicolaas, werd in 1280 ge start. Hij was gesitueerd aan de oostzijde van de huidige Parade, iets ten noorden van het casino. Toen men met de aanleg van het Begijnhof begon lag het nog buiten de stadsmuren. Binnen de 13de eeuwse stad was al lang geen ruim te meer voor nieuwe kloosters. In 1318 werden er nieuwe stadsmuren aangelegd en ditmaal kwam het Be gijnhof er wel binnen te liggen. In de periode tussen 1274 en 1629 is het Begijnhof uitgegroeid tot een groot klooster, dat de hele huidige Parade en de naburige straten in het zuid oosten omvatte. In de hoogtijdagen van het klooster woonden er ruim 200 begijnen. Op de kaart van Jo- han Blaue uit 1649 is het ommuurde complex duidelijk zichtbaar. Het hof was via twee poorten toegankelijk, een aan de kant van de St. Jan en een aan de Peperstraat. Het Begijnhof beleefde, evenals de stad Den Bosch, zijn bloeiperiode in de middeleeuwen. Tijdens de Tachtigjarige oorlog werd Den Bosch bij de Spanjaarden ingelijfd en stag neerde de handel met de gebieden boven de rivieren. Na de herovering van de stad door de protestante Fre- derik Hendrik in 1629 kwam de groei van de kloosters in Den Bosch tot stilstand. Het Begijnhof nam na die tijd nauwelijks nog nieuwe vrouwen aan en in 1694 overleed de laatste begijn. In 1749 werd het hof definitief gesloopt om plaats te maken voor de Parade, een exercitieplaats voor de troepen, die er sinds 1629 gelegerd waren. Lange tijd heeft er nog een huis van het Begijnhof bestaan. Het stond aan de Peperstraat tegen over de huidige kroeg het Pumpke en diende als pastorie van de St. Jan. Nadat een nieuwe pastorie was ge bouwd werd ook dit gesloopt. Wat zich nog precies onder de Pa rade bevindt is moeilijk te zeggen. Dat het grootste deel van het Begijn hof er nog moet liggen is wel duide lijk. Het bijzondere van dit Begijnhof is dat in de meeste gevallen wan neer een comlex wordt afgebroken, de lokatie niet onbebouwd blijft. Meestal is er sprake van herverkave ling, waardoor na verloop van tijd slechts hele kleine delen van zo'n complex zijn terug te vinden. In dit geval is slechts het oostelijke deel tij dens de bouw van het casino, nog voordat de stad in het bezit van een stadsarcheoloog was, voorgoed ver-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1991 | | pagina 12