De openbare ruimte in de stad:
vervreemding of identificatie
Jaap Kamerling
16
De openbare ruimten in onze steden vragen steeds weer onze aan
dacht. Ze verloederen of krijgen nog meer allure. Ze worden heringe
richt met nieuw straatmeubilair of worden aan hun lot overgelaten. Zo
wel de gebruikers - de bewoners van de stad - als de ontwerpers en de
stadsbestuurders hebben, bewust of onbewust, dagelijks met de stads
ruimten te maken. Het stadshart klopt het snelst in de openbare ruimte.
Maar de inrichting van de stedelijke
ruimten blijkt niet altijd overeen te
komen met het gebruik, dat ervan
wordt gemaakt. De manier, waarop
de pleinen, stegen, straten, perken
en oevers in onze steden worden
gebruikt verschuift in de loop der tijd.
En ook de beleving van onze leefom
geving is aan verandering onderhe
vig. Hoe kan de ontwerper daarop in
spelen? Worden de 'publieke domei
nen' alleen maar aangelegd ter ver
fraaiing van het stadsbeeld of als
huiskamer voor de stedeling? En wel
ke lessen zijn er te trekken uit histori
sche voorbeelden over het doel en de
aanleg van pleinen, over het gebruik
en de inrichting ervan?
Wat is openbare ruimte eigenlijk en
van wie is zij: de gebruiker of de be
heerder?
Het symposium 'De openbare
ruimte van de stad', waarmee het
90-jarige Genootschap Amsteloda-
mum op 11 oktober zijn verjaardag
vierde, probeerde op vragen als
deze antwoorden te formuleren. In
de inleiding op dit symposium, waar
uit we zojuist citeerden, werd al aan
gegeven, dat iedere ruimte zijn eigen
aanpak vergt. En als gevolg van de
steeds veranderende maatschappe
lijke achtergrond, waartegen aanleg
en gebruik van stedelijke ruimte
moeten worden bezien, zal er nooit
sprake zijn van een altijd geldig re
cept voor de inrichting van onze ste
den. Toch zijn er pleinen, die ieder
een mooi en aangenaam vindt. Wat
zit daar achter kan men zich afvra
gen.
Drs. L. A. de Klerk, planoloog en
directeur Stedelijke Ontwikkeling en
Beheer van Rotterdam, analyseerde
in een boeiend betoog de betekenis
van het publieke domein in opeen
volgende historische tijdvakken. Hij
definieerde het publieke domein in
onderscheid met het particuliere als
de mogelijkheid tot communiceren in
het openbaar. De Griekse Agora en
het Romeinse Forum waren terrei
nen, die de burgers daartoe de ruim
te boden. Verder onderscheidde hij
als functies ruimte voor utilitaire
bouwsels als winkels en schouwburg
en het beantwoorden aan de psychi
sche behoefte aan geborgenheid en
herbergzaamheid. Je moet je als
burger kunnen identificeren met je
omgeving. Anders dreigt een gevoel
van vervreemding of ontheemding.
Menselijke maat
Het stadsplein weerspiegelde in het
oude Griekenland de zucht naar or
dening en in Rome de macht en het
prestige van de keizer. Trouwens in
onze tijd drukken de nieuw geprojec
teerde wolkenkrabbers van de Kop
van Zuid in Rotterdam en de IJ-as in
Amsterdam ook prestige en macht
uit. In de Renaissance gingen de be
hoefte aan menselijke maat en es-
De Amsterdamse Nieuwmarkt met nieuw straatmeubilair op een rustige zondagmorgen (foto J. Kamerling)