Gemeentelijke Monumentenzorg nu:
faillissement of een nieuwe toekomst?
yc s;bg;
ruxcT
Dick H.J. Visse
40
Deze wat cynisch luidende titel is de leidraad van dit artikel. Al lezende
zullen velen beseffen dat zij de handschoen nog moeten oppakken.
Het cultuur-historisch erfgoed is van ons allen, iedereen weet en beseft
dat we er zuinig op moeten zijn. Toch moet het leefbaar en functioneel
worden gehouden. Een stad, die niet verandert, is ten dode opgeschre
ven.
'ii tri
il
Functioneel gebruik van De Markt (foto afd. Voorlichting gem. Gouda foto John van Meeteren)
In een levende stad moeten de be
langen op evenwichtige wijze door
de direkt betrokkenen worden be
discussieerd. Genomen besluiten
dienen realistisch te zijn. Juist nu we
wat zijn gewend aan de samenhang
tussen de stadsvernieuwing en de
monumentenzorg duiken weer nieu
we begrippen op: stedelijk beheer
en sociale vernieuwing, begrippen,
die onlosmakelijk zijn verbonden
met het woon- en leefklimaat. Niet
alleen in de 'oude' steden, maar ook
in de gebieden van jongere bouw
kunst. Juist daar is het van groot be
lang de waarden die er nog zijn, te
formuleren en veilig te stellen. Laat
bij de besluitvorming over object
aanpassingen bestaande waarden
even zwaar meewegen als onder
houdsvrije materialen, huurverho
ging, overleg met bewoners, subsi
dies, woningtoewijzing, parkeerdruk,
woonomgevingverbetering enz.
Monumentenzorgers moeten veel
meer dan voorheen 'hun produkt
verkopen'.
Door het overdragen van bevoegd
heden en verantwoordelijkheden
(decentralisatie) door de monumen
tenwet 1988, is het mogelijk dat op
werkvloerniveau, namelijk bij ge
meenten op de beleidsvrijheid wordt
ingespeeld en dat afwegingen kun
nen worden gemaakt. Creativiteit is
nodig om acceptatie en vergroting
van het draagvlak voor de cultuur
historische waarden te krijgen.
Bij de gemeenten komen zeer
veel aspecten, die voor de besluit
vorming op het gebied van de mo
numentenzorg van belang zijn, sa
men. Denk aan de Wet op de Stads
en dorpsvernieuwing, de Wet ruim
telijke ordening, de Woningwet en
nu de Monumentenwet. Een dialoog
en informatie-uitwisseling tussen
monumentenzorgers en planontwik
kelaars/projectleiders is van belang.
Monumentenwet 1888
Toen in 1984 - ik herinner het mij als
de dag van gisteren - de 'Nota
Brinkman' de Tweede Kamer bereik
te, stond bijna heel monumenten-
minded Nederland op z'n kop. Vrees
bestond tegen de afnemende in
vloed van 'Het orakel van Zeist' (de
Rijksdienst voor de Monumenten
zorg). Het sloopsyndroom stak de
kop op, want gemeenten zouden
ondeskundig zijn, eindelijk zouden
projectontwikkelaars hun zin krijgen
bij de ontwikkeling van winstgeven
de projecten.
Gelukkig loopt het niet zo'n vaart.
De rijksbetrokkenheid neemt lang
zamerhand af, terwijl de gemeenten
rijp worden gemaakt voor hun nieu
we taak. Door voorlichting (nieuws
brieven, informatie-uitwisseling),
deskundigheidsbevordering, cur
sussen, studiedagen en andere bij
eenkomsten is er een bewustwor
dingsproces op gang gebracht.
In de loop der jaren heeft zich een
andere 'monumentenzorger' ontwik
keld. Een monumentenzorger, die
natuurlijk ook het object koestert,
maar veel meer dan voorheen bezig
is met 'over-all' beleid.
Gemeente Gouda
De gemeente Gouda (ca. 65000 in
woners) met een beschermd stads
gezicht, 333 rijks- en 110 gemeente
lijke monumenten en 900 in voorbe
reiding zijnde gemeentelijke monu
menten, aangesloten bij het Asso
ciated Coorporated Membership
(lidmaatschap voor gemeenten) van
Europa Nostra, heeft op het gebied
van de monumentenzorg de afgelo
pen jaren het volgende tot stand ge
bracht:
Na de nota 'Monumentenbeleid
Gouda' van 1986, de vaststelling
van een monumentenverordening en