23 waarden die in het algemeen vertel len over 'hoe het vroeger toeging', wat toen de schoonheidsbeleving was. Ze vertellen over de aanwezig heid van een bepaald verleden, een essentieel tijdperk in de ontwikkeling van de stad. In de vuilnisbak Zo'n verleden is bijvoorbeeld ook de wederopbouwperiode van na de Tweede Wereldoorlog. Een periode die nog zo jong is dat we er met moeite over kunnen oordelen, behal ve in economische en rentabiliteits- zin. Sommige ambtenaren bij de diensten Stadsontwikkeling en Grondbedrijf weten al dat bijvoor beeld het hele bouwblok C A tot en met de HEMA in de vuilnisbak kan. Nieuwbouw op zo'n plek levert al tijd meer op. Niet in stedebouwkun- dige of architectonische zin, maar als benutting van de grond in het centrum van de stad. Onder het nieuwe motto: alles wat hoog is, is mooi. Althans voor de kas van de stad. Daar waar dat verleden van Rot terdam bijna moedwillig en welbe wust wordt vernietigd, wordt ook stukje bij beetje de identiteit van de stad vernietigd. Het laat zijn bewo ners niet het gevoel in een stad te wonen waar men beelden als van ouds herkent. De vitale behoefte aan continuïteit wordt ondergraven. Het lijkt op een bokswedstrijd, waar bij de partijen door de harde klap pen hersenbeschadigingen oplo pen. Elke wedstrijd weer verliezen ze een deel van hun grijze cellen. En daarmee verliezen ze steeds weer een stukje van hun geheugen. Heel langzaam, maar heel zeker. Ze Het World Trade Centre. Dwars door de oude beurs heen gebouwd, met respect voor het bestaande. kiezen ervoor omdat ze het gevecht zo uitdagend vinden. Een kwestie van beschaving Zelfvernietiging dus. Het is ook een vorm van ontbinding van bescha vingsnormen. Als politici (gemeente bestuurderen) niet duidelijk maken hoe verantwoordelijk ze zich in elk opzicht voelen voor de stad, hoe denkt zo'n stadsbestuur dan die be woners tot verantwoordelijkheid voor hun leefomgeving te bewegen? Dacht men dat de straten schoner werden, het beheer van openbare ruimten gemakkelijker zou zijn, als men zelf volstrekt willekeurig lijkt om te gaan met straten, met gebouwen en met de openbare ruimten? Er is nog steeds in Rotterdam geen evenwicht gevonden tussen behoud enerzijds en vernieuwing anderzijds. Terwijl het bestaande er niet alleen is om de identiteit te om armen, maar er ook is om achteruit gang of nieuwe verworvenheden te toetsen. In bijna alle gevallen gaat het om niet-tot-monument-benoemde ge bouwen en bouwwerken (je moet ook niet alles willen etiketteren), maar om kenmerkende bouwwer ken. Je zou ze met wat goede wil monumentwaardig kunnen noemen, het zijn beslist geen monumenten. Er zijn een paar voorbeelden die op beter doen hopen (de Beurs, Mees Hope, Galerie Bébert). Maar veel ambtenaren van een dienst Stadsontwikkeling, van een Grond bedrijf, de deskundigen van een Welstandscommissie, de politici van een commissie Ruimtelijke Ordening zoeken de confrontatie, niet de har monie met het verleden. Als de monumentencommissie en de politici wakker schrikken, slaat de slopersbol al tegen de gevel. Dat soort afbraak is een politiek getole reerde vorm van agressie. Herman Moscoviter is journalist bij Het Vrije Volk. Vervolg van pag. 20 Ie status op het bouwen. Een catalogus, opgebouwd uit 39 nader uitgewerkte woonhuizen be slaat circa eenderde van het boek. Met foto's, tekeningen en soms de tails worden de systematische be schrijvingen geïllustreerd. Op een aantal geveltekeningen en doorsne den zijn proportieschema's aange bracht. In het begin van het boek is uitgelegd, dat de maatvoering van de plattegrond en de verticale op bouw op eenvoudige wijze aan de lengte van een gebintbalk en de hoogte van de hanebalken gerela teerd zijn. Sommige schema's zijn echter aanzienlijk gecompliceerder, zoals dat van Markt 9 te Oldenzaal. Bepaalde verhoudingen zijn daarin zo gecompliceerd, dat men moeilijk kan spreken van eenvoudige pro porties. De historische betrouwbaar heid van dergelijke interpretaties is dubieus, ook omdat er geen bron nen aan ten grondslag liggen. Leesbaar Everhard Jans, zoon van de beken de Twentse architect Jan Jans, schreef zijn onderzoek aanvankelijk in het Duits omdat hij op dit onder werp promoveerde aan de universi teit van Münster. In de voorliggende Nederlandse versie ontbreken de voetnoten, hetgeen de mogelijkhe den voor gebruik door vakmensen beperkt. Anderzijds is een zeer uit gebreide literatuurlijst (20 pagina's) opgenomen, waarin veel, in Neder land vaak onbekende Duitse litera tuur is vermeld. Het boek is hanteer baar door de registers, conclusies en schema's. Een groot pluspunt is ook, dat het fenomeen woonhuis een zeer diverse belichting krijgt; bijna alle relevante disciplines zijn aangewend. Jans merkt terecht op, dat bijvoorbeeld 'een eenzijdig tech nisch georiënteerde analyse niet vol doende recht doet aan alle kenmer ken van het gebouw, hoe verdien stelijk een grondige volkskundige- bouwkundige analyse ook zijn kan'. Die veelzijdigheid gaat echter af en toe ten koste van de diepgang of de gewenste onderbouwing, ook al om dat Jans die aspecten - in een zeer leesbare vorm - dijkwijls laat samen vallen. Drs. ing. Dirk J. de Vries is werk zaam bij de Rijksdienst voor Monumentenzorg. Dr. Everhard Jans, Burgerhuizen tussen IJssel en Eems 1400-1650, De Walburg Pers Zutphen 1989, Cl P/ISBN 90 6011 650 X; 210 pagi na's, ca. 92 afbeeldingen, prijs 39,50.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1990 | | pagina 23