Parel aan het IJ
ANNEMARIE TEN CATE
Monografie over Van der Mey en het Scheepvaarthuis
in Amsterdam
Welhaast iedere Nederlander kent het wereldberoemde Scheepvaarthuis aan de Prins
Hendrikkade in Amsterdam, thans zetel van het gemeentelijk vervoersbedrijf. Het eerste
en meest opmerkelijke voortbrengsel van de Amsterdamse School, gebouwd tussen
1913 en 1916. Het Scheepvaarthuis was het absolute toppunt in het leven en oeuvre van
Van der Mey. Zijn leven en ook zijn overige werk komen in het boek naar voren als een
aaneenschakeling van misère (onbegrip, plannen die niet doorgaan enz.) eindigend in
pure armoede. Kortom een kunstenaar die onvoldoende begrepen werd.
Johan Melchior van der Mey
Over het leven van Van der Mey is, als we
de samenstellers mogen geloven, niet veel
meer bekend dan een halve pagina. Dit
hoeft niet verwonderlijk te zijn gezien het
feit dat hij in 1878 als onecht kind ter we
reld kwam. Zijn moeder, Akke van der
Mey, werkte als dienstbode bij een voor
aanstaande Amsterdamse redersfamilie
(wie wordt niet genoemd!). Als mogelijke
vaders worden genoemd Paul den Tex (di
recteur KNSM) en jhrL. P. D. Op ten Noort
(directeur SNM). De opdracht het Scheep
vaarthuis te ontwerpen zal dan ook wel
niet op toeval berusten.
Van der Mey volgde een driejarige HBS
en een kunstnijverheidsschool in Amster
dam. Voordat hij in 1898 in dienst trad bij
het architectenbureau van Ed. Cuypers
werkte hij als opzichter en tekenaar o.a. bij
C. B. Salm. Bij Cuypers leerde hij Michel
de Klerken Piet Kramer kennen, mede
grondleggers van de Amsterdamse
School.
In 1906 won Van der Mey de Prix de
Rome, verliet het bureau van Ed. Cuypers
en maakte gedurende vier jaar verschil
lende studiereizen. Vanaf 1912 woonde het
echtpaar Van der Mey - hij was in 1906
getrouwd met Sara J. Herweijer- in Geulle
(Limburg). In Amsterdam had Van der
Mey een architectenbureau, eerst alleen
en later, toen hij in geldnood verkeerde
samen met het architectenbureau Gulden
en Geldmaker te Amsterdam.
Van der Mey stierf geheel verarmd op
24 juni 1949.
Proefschrift
De Duitser Jürgen-Michael Prang is in
Bonn bezig met een proefschrift over Van
der Mey. In het eerste deel van deze mo
nografie geeft hij een overzicht van het
werk van Van der Mey. Toen Van der Mey
nog bij Ed. Cuypers werkte deed hij al
mee aan diverse prijsvragen, waarbij hij
hetzij won hetzij zeer goede vermeldingen
in de wacht sleepte. Als reactie op histo
risme en neo-stijlen, was het nieuwe ratio
nele devies "van binnen naar buiten' te
bouwen, d.w.z. vanuit de gebruiksfunctie.
Esthetisch adviseur
Vanaf juni 1911 tot 1919 was Van der Mey
op freelance basis aangesteld als 'Aesthe-
tisch adviseur" bij Publieke Werken te Am
sterdam. De taak was het oplossen van ar
tistieke problemen bij Openbare gebou
wen. Alras ontstonden er problemen, o.a.
omdat Van der Mey alleen invloed kon uit
oefenen op de fagade en niet op de bijbe
horende plattegronden en de verdeling
van de bouwmassa's. Hij was naar zijn zin
te veel afhankelijk van verschillende com
missies. In deze periode ontwierp hij de
fagades van de Hortus Botanicus (1912) en
de Kinderkliniek op het Wilhelmina Gast
huis terrein (1912). Het uitbreidingsplan
voor de Indische buurt (1915), zijn eerste
stedebouwkundig ontwerp, werd ondanks
de aanvaarding in 1918 niet volgens zijn
ontwerp uitgevoerd.
Zijn laatste ontwerp voor Publieke Wer
ken is de brug over de Kromme Waal ge
weest (1914). Deze brug heeft indertijd
enorm veel ophef veroorzaakt. Van der
Mey als 'roekelosen bouwer', een aanval
op Amsterdams oude grachtenschoon
heid. Heemschut (brief aan Burgemeester
en Wethouders van 6-7-1915) mengde zich
ook in de strijd en suggereerde 'de van
oudsher gebruikelijke typen te doen vol
gen'. Van der Mey verweerde zich met de
nuchtere woorden dat.nu doet zich bij
de Waalseilandsgracht het geval voor dat
deze historisch geen gracht is.en 'Men
moest weten dat elke nieuwe brug die
aan de modeme eischen moet beantwoor
den, zwaarder wórden moet dan elk tot nu
gevolgd type'. Gelukkig ligt de brug er
nog steeds en ik ben ervan overtuigd dat
Heemschut nu op de bres zou springen
voor behoud.
Woningbouwarchitect
In de jaren twintig werkte Van der Mey
samen met het architectenbureau Gulden
en Geldmaker. Ook bij deze samenwer
king moet Van der Mey als verantwoorde
lijk beschouwd worden voor de artistieke
inbreng, de fagades. De Amsterdamse
Schoonheidscommissie stond de Amster
damse School-stijl voor bij de uitbreidings
plannen in Amsterdam. Van der Mey is
verantwoordelijk voor het uiterlijk van wo
ningbouwprojecten in de Lairessestraat
(1917), Jan Evertsenstraat (1924) en de Vij
zelstraat (1927). Het laatste is, toen het on
rendabel bleek, afgebroken en heeft in
1962 plaats gemaakt voor het nieuwe ABN-
gebouwvan Duintjer.
Aan het eind van het eerste gedeelte
worden nog een tweetal niet gereali
seerde ontwerpen beschreven. Allereerst
een ontwerp voor een Hotel op de Dam
(1924 en 1926). Als dit Hotel er gekomen
was (wederom een prijsvraag) dan had
den we aldaar de eerste wolkenkrabber
van Amsterdam gehad!
Het tweede, eveneens een prijsvraag,
was voor een stadhuis aan het Frederiks-
plein (1936). Met Van der Lugt ontwik
kelde hij een alternatief plan voor een
Stadhuis aan de Amstel. Ongeveer op de
plaats van het huidige Stadhuis-Muziekthe
ater!
Het Scheepvaarthuis
In het tweede deel van het boek wordt het
Scheepvaarthuis uitvoerig beschreven. De
achtergronden bijvoorbeeld, die leiden tot
de bouw en de keuze van de architecten.
Van der Mey moet verantwoordelijk ge
acht worden voor de artistieke inbreng en
de Gebroeders J. G. en A. D. N. van Gendt
voor het betonskelet. Het pand wordt be
schouwd als het belangrijkste en eerste
voorbeeld van de Amsterdamse School,
hetgeen wordt behandeld. Uiteraard
wordt het hele pand uitvoerig beschreven,
zowel het interieur als het exterieur.
Fanelli (Modeme architectuur in Neder
land, Staatsuitgeverij, 1978) beweert overi
gens dat het aandeel van de medewerkers
M. de Klerken P. Kramer waarschijnlijk
onderschat wordt. H. Boterenbrood noemt
als mogelijke inspiratiebron en voorloper
het Hillehuis (1909) van Kramer aan het
Joh. Vermeerplein. Zij heeft niet kunnen
achterhalen hoe de taakverdeling is ge
weest. Waarschijnlijk is het Scheepvaart
huis een soort 'Gesamtkunstwerk' ge
weest, waarvoor Van der Mey en de ge
broeders van Gendt de opdracht kregen.
Merkwaardig is dat Van der Mey met dit
ontwerp enorme bekendheid heeft gekre
gen - in zijn oeuvre een absoluut hoogte
punt - een niveau wat hij nimmer meer
bereikt heeft. Zou er anders niet meer van
zijn ontwerpen zijn uitgevoerd?
Ik heb in dit overzicht opzettelijk meer
aandacht besteed aan deel I, om juist de
minder bekende kant van Van der Mey's
oeuvre te noemen. Het Scheepvaarthuis
spreekt voor zich, hetgeen niet wegneemt
dat deel II een schat aan informatie geeft.
Vooral het hoofdstuk over het decora
tieschema is zeer interessant.
Bij een grondiger bestudering van het
boek, heb ik wel enkele onzorgvuldighe
den aangetroffen. De noten van de bijla
gen ontbreken bijvoorbeeld, evenals een
register. Ook ontbreekt een chronologie;
een lijst met belangrijke data, mijns inziens
onmisbaar in een monografie. Bovendien
is het Scheepvaarthuis wel wat betere fo
to's waardig dan in dit boek werden afge
beeld. Kleurenfoto's zijn lang niet altijd een
verbetering, maar dit is nu juist een ge
bouw dat er om schreeuwt. Het zal wel een
financiële oorzaak hebben, desalniettemin
is het een groot gemis. Rest mij nog te zeg
gen dat ik uitzie en benieuwd ben naar wat
het proefschrift van J. Prang nog aan
nieuwe informatie zal brengen. Het boek is
een niet-commerciële uitgave in samen
werking met de ARS, de Amsterdamse
Raad voor Stadsontwikkeling.
Van der Mey en het Scheepvaarthuis; door
Helen Boterenbrood enjürgen Prang.
's-Gravenhage, SDU, 1989.139pp. ISBN
90.12.06325.6 Prijs 35,-.
Heemschut, april 1990
25