Op weg naar een landschap
zonder verleden?
SASKIA VAN DOCKUM
Dagelijks gaan bladzijden uit ons bodemarchief verloren. Archeologische vindplaatsen,
maar ook historisch-geografisch belangrijke onderdelen van het landschap - oude wa
terlopen, houtwallen, drinkpoelen en terpen - vallen bij bosjes ten prooi aan verre
gaande activiteiten in het kader van de ruimtelijke ordening. Ruilverkavelingen, wegen
aanleg en uitbreidingsplannen zijn aan de orde van dag. Meestal is het al te laat als de
bulldozers en draglines op archeologische resten stuiten. Zie dan een aannemer maar
eens te bewegen het werk voor kortere of langere tijd stil te leggen om de archeologi
sche gegevens vast te leggen.
Veel sluipender nog is de aantasting ten
gevolge van milieu- en landbouwbeleid:
bodemsanering, grondwaterpeilverlaging,
herbebossing van weidegebieden en
diepploegen. 'Monumenten onder het
maaiveld' kwijnen dan a.h.w. weg, zonder
dat ze ooit vastgelegd en bestudeerd zijn.
En waar we misschien niet zo snel aan zou
den denken: de verregaande verzuring
van de bodem heeft tot gevolg dat met
name metaalvondsten onder de ogen van
de archeologen 'onleesbaar" worden.
De vraag naar de toekomst van ons
grootste archief, waarvan we de rijkdom
nog maar half kennen, is op dit moment
bijzonder actueel. Recent verschenen ver
schillende toekomstvisies van de over
heid: de Vierde Nota over de Ruimtelijke
Ordening, het Nationaal Milieubeleidsplan
en de Landbouwstruktuumota. Samen
bieden zij een kader voor het beheer van
de bodem.
Reconstructie kasteel Schalkwijk
Sinds 1984 voert de Stichting RAAP (Re
gionaal Archeologisch Archiverings Pro-
jekt) van de Universiteit van Amsterdam
inventarisatieprojecten van archeologi
sche vindplaatsen uit.1 De inventarisaties
van de Stichting, die o.a. in opdracht van
de Landinrichtingsdienst gedaan werden
op terreinen waar ruilverkaveling in voor
bereiding is, leveren niet de gebruikelijke
archeologische vondsten op. Langs non-
destructieve weg probeert men m.b.v. een
scala aan moderne technieken gebieden
te inventariseren en, zeer belangrijk, ook
te waarderen. Dat levert uitgebreid kaart
materiaal op. RAAP-medewerkers stelden
tijdens hun werk vast, dat de erosie van
ons bodemarchief veel groter is dan alge
meen wordt aangenomen. Schokkend is
bijvoorbeeld het RAAP-onderzoek in de
provincie Friesland, waar om en nabij de
1000 vindplaatsen uit de Oude en Midden-
Steentijd bekend waren, meestal restanten
van jagerskampementen uit 12.000 tot
6.000 v.Chr. RAAP onderzocht 200 van
deze vindplaatsen in het veld. Meer dan
de helft bleek prooi van eerder genoemde
aktiviteiten.
Symposium
Om de ernst van de bedreiging en het da
gelijks verlies aan informatie duidelijk te
maken organiseerde RAAP op 1 maart het
symposium 'Cultuurhistorie en milieu in
2015, op weg naar een landschap zonder
verleden?', dat met name bedoeld was
voor beleidsbepalers en -uitvoerders.
De minister van WVC, Drs H. d'Ancona,
bepleitte in haar openingswoord een be
leid dat met name gericht is op behoud en
beheer. Immers ons bodemarchief is bij
zonder kwetsbaar: eenmaal aangetast is
herstel of restauratie simpelweg niet mo
gelijk, en zijn de erin bevatte gegevens
verdwenen.
De non-destructieve inventarisaties en
waarderingen van archeologische vind
plaatsen van RAAP nemen een belangrijke
positie in binnen dit verhaal. Mr. J. G. van
Burk, jurist bij de provincie Utrecht, bena
drukte dat planologen met harde feiten om
de oren geslagen moeten worden. Dan pas
is een beargumenteerde rol van archeolo
gen mogelijk. Liefst in nauwe samenwer
king met historisch-geografen zoals Prof.
dr. H. T. Waterbolk in zijn bijdrage be
pleitte.
Aan de hand van voorbeelden schetste
ir. J. de Vos, hoofd van de afdeling land
bouweconomie van de Landinrich
tingsdienst, hoe archeologische waarden,
mits goed beargumenteerd, opgenomen
kunnen worden in de planning van een her
in te richten gebied. Kasteel Schalkwijk in
de provincie Utrecht illustreert dit. Aan
vankelijk was het kasteelterrein niet meer
dan een vage bult in het landschap, alleen
herkenbaar voor de kenner. Toen men het
gebied ging herinxichten en een aantal
nieuwe boerderijen op het terrein gepland
werd, kon men bijtijds, doordat er reeds
een archeologische inventarisatie uitge
voerd was, aan de bel trekken. De funda
menten waarvan de exacte ligging door
een onderzoek van RAAP bekend was,
werden opgegraven, de kasteelgracht in
ere hersteld. Zo ontstond een herkenbaar
toeristisch-recreatief archeologisch pro-
jekt in zijn oorspronkelijke omgeving.
Archeologie zichtbaar
Toeristisch-rekreatieve projekten,
fietsroutes langs hunebedden e.d., ze zijn
van het grootste belang om de kultuurhis-
torische waarden van een gebied aan het
grote publiek duidelijk te maken. En het
grote publiek heeft er zin in: de onlangs
verschenen kultuurhistorische fietsroute in
het Kromme Rijngebied was snel uitver
kocht.2
Toch vreest men met dergelijke onder
nemingen steeds eenzelfde publiek te be
reiken. Er moeten nieuwe zielen gewon
nen worden. Niet gemakkelijk, wanneer
we bedenken dat 'onzichtbaarheid' eigen
is aan de archeologie. Misschien dat het
op stapel staande ARCHEON-projekt, een
verantwoord archeologisch 'pretpark' ge
pland in Alphen aan de Rijn, hierin veran
dering brengt. En ook op andere fronten
moet meer aan voorlichting gedaan wor
den.
Archeologische monumentenwacht
Temidden van de duizenden archeologi
sche vindplaatsen nemen zo'n 1600 stuks
een aparte plaats in. Zij zijn wettelijk be
schermd bij de Monumentenweten gere
gistreerd bij de Rijksdienst voor het Oud
heidkundig Bodemonderzoek (ROB). Ge
bleken is dat deze 1600 buitenbeentjes
toch niet aan het proces van aantasting
ontkomen. Weer speelt het eerder ge
noemde probleem: ongeveer de helft van
de beschermde monumenten is niet zicht
baar. Van de andere helft is slechts een
gedeelte d.m.v. informatiebordjes als zo
danig gemarkeerd. Daarom is per 1 maart
de Stichting Archeologische Monumenten-
wacht (AMW) opgericht. Een initiatief dat
mogelijk werd gemaakt door een flinke
subsidie van het jubilerende Prins Bem-
hard Fonds. De archeologische monumen
tenwacht, één persoon met assistent, zal
zich bezighouden met inspectie en klein
onderhoud. Daarnaast zal de monumen
tenwacht zich ook inspannen voor een be
tere voorlichting over de terreinen.
En een betere voorlichting leidt dan ho
pelijk tot een grotere belangstelling bij het
publiek. En dat maakt weer een krachtiger
politieke lobby mogelijk waardoor de be
langen van de archeologie beter behartigd
kunnen worden, aldus lobbyspecialist P.
Nijhoff, direkteur van de stichting Natuur
en Milieu tijdens de forumdiskussie.
Noten
1 Over het werk van de Stichting RAAP
verscheen eerder een artikel in Heem
schut, 66 nr 5/6, pag. 30-31.
2 Zie voor recensie Heemschut 66, 7/8,
pag. 30.
Heemschut, april 1990
23