Violet in beschermd
stadsgezicht
OLGA VAN DER KLOOSTER
Criteria?
De Groenburgwal in Amsterdam (foto's Olga van der Klooster)
Veel is er te doen geweest om de kleuren die twee jaar geleden werden aangebracht op
een aantal panden aan de Raamgracht en aan de Groenburgwal in Amsterdam.
De architect Broersma, die samen met de architecten van der Zon en Visser, de voorma
lige opslagpanden voor de ijzerhandel - het Leeuwenbergcomplex - verbouwde tot
sociale woningen, waagde het een aantal panden daarvan in violet op te schilderen.
Grote schrik alom.
Felle tegenstanders (er waren overigens
ook enthousiaste voorstanders) vonden
dat deze kleur niet thuishoorde in deze
stedelijke omgeving die een aantal jaren
geleden tot beschermd stadsgezicht werd
aangewezen. Een makelaar vreesde zelfs
dat zijn pand in dit historische stadsdeel in
economische waarde zou dalen. De wel
standscommissie, die om onduidelijke re
den niet werd gekend in de kleurkeuze
van de architecten en daardoor pas ach
teraf haar advies kon geven, vond dat het
violet te sterk contrasteerde met de omge
ving. Liever had deze commissie gezien
dat de kleuren baksteenrood en zand-
steengeel waren aangebracht. Deze kleu
ren zouden wel met de omgevingskleuren
harmoniëren.
Na twee jaar zijn de protestgeluiden
grotendeels verstomd. Op een aantal vol
hardende tegenstanders na is men aan de
kleur gewend geraakt. Ook kan men in
deze buurt dagelijks toeristen zien rond
zwalken die het violette wonder op beeld
plaat willen vastleggen. Het moet worden
gezegd: de gebouwen zijn, juist door de
kleurtoepassing, bijzonder fotogeniek en
doen het goed in bladen als Avenue, bij
lage Vrij Nederland en in het boekje
'Kleurroute in Amsterdam'dat door de
Stichting Kleur Buiten werd uitgegeven ter
stimulering van kleurgebruik in de archi
tectuur.
Bestaan er eigenlijk wel criteria voor het
behoud van kleurstellingen en voor de toe
passing van nieuwe kleuren in be
schermde stadsgezichten?
Voor kleurtoepassing in beschermde
stads- en dorpsgezichten bestaan geen
criteria. De wet op de bescherming van
deze gebieden betreft het behoud van de
ruimtelijke structuren. In de toelichting op
het voorstel tot aanwijzing van de
Nieuwmarktbuurt, hiertoe worden ook de
Raamgracht en de Groenburgwal gere
kend, tot beschermd stadsgebied wordt
de historische waarde bepaald door: 'Het
patroon van straten en waterlopen in sa
menhang met de profilering van de open
bare ruimte en de afmeting van de bebou
wing, waaronder monumenten.' Het Leeu
wenbergcomplex zelf is géén monument
(zoals veel andere panden aan deze grach
ten) maar maakt deel uit van deze ruimte
lijke structuur die grotendeels is bepaald
door de pre-stedelijke structuur (het ge
bied lag in de 16de eeuw nog buiten de
stadsmuren) en door de stedelijke ontwik
keling die na 1578 op gang kwam. Het ge
bied werd belangrijk vanwege de laken
nijverheid die hier tot bloei kwam. De
straatnamen herinneren nog aan die peri
ode. De gebouwen in dit gebied dateren
uit verschillende perioden en verschillen
onderling sterk in architectonische vorm
geving. Zo zijn de panden van het Leeu
wenbergcomplex, die in de 19de en 20ste
eeuw verrezen, twee verdiepingen hoger
dan de andere panden aan de Groenburg
wal en hebben zij, op de karakteristiek
hoge en gebogen ingangspartij na, weinig
bijzondere detaillering.
Hoewel er geen criteria bestaan voor
het kleurgebruik in beschermde stadsge
zichten, ziet men bij monumentenzorgers
een grote voorkeur voor de kleuren: dode-
koprood (baksteenrood) en bentheimer-
geel (zandsteengeel). Een voorkeur die
berust op de aanname dat bakstenen rood
zijn en zandstenen geel. Daarnaast weten
we uit bouwhistorisch onderzoek dat de
bakstenen gevels werden opgeschilderd
met verf die in kleur overeenkwam met
deze bouwmaterialen. Al met al een wel
overwogen voorkeur, maar zijn bakstenen
rood? Bakstenen hebben uiteenlopende
kleuren. Variërend van goud-geel, geel,
oranje-geel, oranje, oranje-rood, rood,
rood-paars, paars, tot bruin, etc. Bakstenen
werden op kleur geselecteerd zodat een
optimale kleureenheid in de gevelwand
kon worden bereikt. Het stadsbeeld was
dus allerminst eentonig, ook niet wanneer
de gevels waren geverfd. De verf name
lijk, werd veelal ter plaatse aangemaakt en
varieerde daardoor in kleur en samenstel
ling.
Tegenwoordig gebruiken wij stan
daardverven waardoor er, wanneer alleen
maar de standaardverven, dodekoprood,
bentheimergeel en standgroen worden
geadviseerd, een kleurverarming in het
historische stadsgezicht optreedt. Het
beeld dat hierdoor ontstaat is niet histo
risch maar een twintigste eeuwse visie op
hoe een historisch stadsgezicht er zou
moeten uitzien.
Vuilaanslag
Dan tóch maar het violet van het Leeuwen
bergcomplex? Laten we allereerst kijken
hoe de Groenburgwal er nü uitziet. In één
oogopslag zien we dat de panden er hele
maal niet zo kleurrijk uitzien als we ver
moedden. De kleuren van de gevels gaan
schuil achter een laag van vuil en roet. Dan
is er een aantal panden zwart geverfd en
slechts hier en daar licht een in bentheim-
geel geschilderd pand op. Het lijkt erop
dat de 'harmonische kleurstelling' aan de
Groenburgwal grotendeels wordt bepaald
door zwarte verf en door vuilaanslag. Een
kleurstelling waarbij zelfs de favoriete
kleuren baksteenrood en bentheimergeel
van de monumentenzorg sterk zal contras
teren!
Vuilaanslag, ook wel patina genoemd
(dat klinkt beter) speelt een zeer essen
tiële rol in onze beeldvorming. Dat merken
we pas wanneer alle gevels zouden wor
den gereinigd (hetgeen ik ten sterkste af
raad gezien de schade die door chemi
sche reinigingsmiddelen ontstaat). We zijn
zó aan het huidige stadsgezicht gewend
dat het resultaat schokkend zal zijn. Wel
licht net zo schokkend als het violet, dat nü
dit stadsgezicht verstoort. We houden zo
aan het gewenningsbeeld vast dat het bij
voorbeeld ook restauratoren moeilijk valt
een patinalaag van 'nevelige' landschap
schilderijen of van 'schaduwrijke' inte
rieurschilderingen te verwijderen. Schil-
12
Heemschut, april 1990