Gaet d'aeloude stadt te gront? Projecten voor Europa Nostra tijdig inzenden H. KNIJTIJZER Kantoorvilla's van F.J. van Gooi aan de Weteringschans. Vondel gaf aan zijn meest bekende historiestuk de kernspreuk mee: D'aeloude stadt gaet te gront. De vraag rijst of deze spreuk ook van toepassing is op de huidige oude binnenstad van Amsterdam. Vele Amsterdammers zullen die vraag graag bevestigend beantwoorden omdat zij door hun oprechte liefde voor de oude bouwkunst verblind worden door het ver leden. Maar er zijn ook echte Amsterdam mers die het gevaar onderkennen van de dreiging dat hun Amsterdam een museum van monumentale schoonheid wordt; zij richten het oog op de toekomst. In die tegenstelling ligt het spannings veld besloten van het neerdrukkende leed om het verleden en de moedgevende hoop op de toekomst. Nu is die tegenstel ling echt niet alleen van deze tijd. Door de eeuwen wijst de geschiedenis op het be staan van enerzijds de spanning tussen het verleden en het heden en anderzijds op de wisselwerking tussen het vroegere en het toekomstige. En het is dan boeiend om te zien hoe dat spanningsveld en die wissel werking juist in het heden met elkaar in evenwicht kunnen worden gebracht. Het verbond tussen de rust van de rooi lijnen en de beweeglijkheid van parcelle- ring en silhouet is hét kenmerk van de be leving van de historische schoonheid. Maar helaas leidt het historiseren, dat is de herhaling van het historisch gebeturen, eerder tot het 'te gront gaen van d'aeloude stadt' dan het - met Prof. Fr. de Jong- 'in elkaar doordringen van twee gescheiden tijdperken zoals het verstillend verleden en het activerend heden; historisch gezien heeft elk heden zijn eigen eisen gesteld, die anders zijn dan de vroegere en daarom dient ieder heden iets bij te dra gen aan de onafgebroken voortzetting van een cultuur die uit het verleden stamt.' Het is als bij de Griekse fakkelloop waar elke loper de fakkel brandend overgaf aan zijn opvolger, die hem wederom bran dend aan de volgende loper moest over reiken. Alleen zo wordt de traditie niet verbroken omdat het een levende traditie is; juist het dogma, als een verstarde tradi tie, breekt de kunst af omdat dan de navol ging daarvoor in de plaats is gekomen. Kunst immers wil de weerspiegeling zijn van de tijd waarin mensen leven. Daarvan zijn de gevels van de Amster damse grachtehuizen een kenmerkend voorbeeld. Elke gevel die op zulk een ar- chitecturaal-menselijke wijze is gebouwd heeft iets te zeggen over de tijd waaruit hij dateert. Elke gevel kan trots zijn of naïef, hij kan ons glimlachend vanuit zijn hals- of klokgevel aanzien; hij kan ook zichzelve stil spiegelend in het grachtewater, in een mystieke ernst en eenvoud tegelijkertijd, ons spreken van een waardige rust en van de harmonie van tijd en cultuur. In twee versregels heeft Rilke dit cultuur besef vastgelegd: "Was glanzt ist für den Augenblick geboren das Echte bleibt der Nachwelt unverloren.' Rilke's woorden geven een kort en bon dig antwoord op de vraag of d'aeloude stadt te gront gaet. De zelfverheerlijkende en ogenstre- lende schitteringen van vele moderne ho tels, de kleinschalige 'grootheid' van het P.C. Hoofthuis aan het Singel, de 'luister'- rijke aanbouw van het Concertgebouw, de kneuterigheid van het pand Keizersgracht hoek Huidenstaat en het brutalisme van Rokm-Plaza zijn tekenen van verval door hun uiterlijke en gemakzuchtige dikdoe nerij, waaruit een noodlottige botsing tus sen arrogantie en traditie blijkt die leidt tot verschraling van de architectuur. Anders is het gesteld met die bouwwer ken welke gekenmerkt worden door inge togen rust en beheerste vrijheid zoals de Nederlandse Bank op het Frederiksplein, het Maupoleum aan de Jodenbreestraat, de kantoorvilla's aan de Weteringsschans, de Optiebeurs op het Rokin, het Telehouse op het Singel hoek Raadhuisstraat en het Muziektheater-Stadhuis. Alle getuigen van een stille liefdesverhouding tussen deze tijd en een komende cultuur omdat zij - met Lao-tse - nooit trachten zeldzaam te zijn als Jade-steen. Wel zullen kritische Amsterdammers deze bouwwerken met een trieste glim lach gadeslaan, maar zij moeten dan be denken dat wat zij nu als een verhes be treuren in een latere beschaving toch als een gelijkenis met vroegere perioden zal worden herkend als ras-architectuur. H. Knijtijzer is architect BNA te Amsterdam en lid van de redactieraad van Heemschut. Vooralle duidelijkheid: de auteur schreef dit artikel geheel op persoonlijke titel. De inhoud ervan is voor zijn rekening. De uiterste datum voor het indienen van projecten, die kunnen meedingen naar de jaarlijkse onderscheidingen van Europa Nostra, de Europese koe pel van monumenten-organisaties, is vervroegd van 15 oktober naar 1 juni 1990. Zoals bekend vertegenwoordigt Heemschut op bestuursniveau Neder land in Europa Nostra. In te vullen formulieren en meer gede tailleerde informatie is te verkrijgen bij Europa Nostra, Lange Voorhout 35, 2514 EC Den Haag, naar welk adres ook de inzendingen kunnen worden opgestuurd. Het tel. nr. is 070-3560333. Verschillende soorten projecten kun nen meedingen: oude gebouwen, die geschikt zijn gemaakt voor nieuwe be stemmingen, nieuwbouwprojecten in beschermde gebieden en bescher- mingsprojecten voor gebieden van landschappelijke schoonheid. Inzendingen kunnen worden gedaan door particuliere eigenaars, particu liere monumentenorganisaties, com merciële instellingen en de diverse overheden. Heemschut, april 1990 11

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1990 | | pagina 11