'Een decente plaets ter vergadering5 i STADHUIZEN JET RUDOLPH Nieuwe aanbouw van 18de eeuwse stadhuis van Groningen wordt afgebroken Dat de voorbereidingen tot de bouw van een stadhuis mede om financiële redenen van zeer lange adem kunnen zijn zoals recentelijk in Den Haag, is niet nieuw. In Groningen duurde het bijna een eeuw voordat het stadhuis van Husley er uiteindehjk stond. Aardig is, dat een vriend van de burgemeester, de hoogleraar oogheelkunde Petrus Camper, die zich ook voor architectuur interesseerde, het eerste program van eisen schreef. Jet Rudolph, die zich lang heeft verdiept in bouwmeester Jacob Otten Husly beschrijft de architectuurgeschiedenis van het stadhuis. Tot 1989 toe want die bouwhistorie gaat nog steeds door. Een nieuw raadhuis Al in 1715 werden er klachten gehoord over het bestaande, bouwvallige raadhuis- annex wijnhuis op de Grote Markt in Gro ningen. Bovendien bestond er in het ge bouwtje een nijpend ruimtegebrek en was er niet één kamer geschikt voor het hou den van commissievergaderingen. Daar kwam bij dat men het in de loop van de 18de eeuw steeds belangrijker achtte om een overheidsgebouw een zekere dis tantie ten overstaan van het pubhek te ge ven; het ongeordende van de Middel eeuwse bebouwing werd steeds minder gewaardeerd. Groningen vormde hierop geen uitzondering: Burgemeester Antoon Adriaan Van Iddekinge, luitenant-stadhou der en persoonlijke vriend van de Prins, achtte het oude raadhuis niet meer in over eenstemming 'met de luister van het cha- racter hunner Edele Mogende' en de 'Raedkamer niet langer een 'decente plaets ter vergadering overeenkomstig de digniteit en waardigheid van de rege- ringe'. In 1773 besloten de Burgemeesteren onder leiding van Van Iddekinge een nieuw raadhuis te bouwen. Er werd een bedrag van 400.000,- uitgetrokken, een voor die tijd zeer groot bedrag. Dat de schatkist van de stad in het geheel niet toereikend was, besefte ook Van Iddekinge, maar hij meende dat er voldoende mogelijkheden waren om tijdens de bouw aan de beno digde gelden te komen. Prijsvraag Men besloot een ontwerp voor een nieuw stadhuis te verkrijgen door het uitschrijven van een prijsvraag. Op 4 october 1774 werd in het nieuwsblad de 'Tegenwoordige Staat der Nederlan den'de prijsvraag gepubliceerd. Tevens werd een aantal bekende architecten per soonlijk gevraagd aan de prijsvraag mee te doen. Behalve het feit dat het uitschrij ven van prijsvragen voor architecten een novum was in ons land, bevatte het pro gramma een voor Nederland verrassende moderniteit: het voorschrift tot het toepas sen van het klassiek element bij uitstek, de open zuilenportiek. Werd dit al eerder toegepast in de tuinarchitectuur in de acht tiende eeuw, voor een openbaar gebouw was dit helemaal nieuw en luidde het voor de bouwkunst de periode van het zoge naamde 'Neo-Classicisme' in. In feite was er op allerlei terreinen, zoals literatuur en filosofie, allang sprake van een 'antikiserende, trend vanaf 1750, in de architectuur kwam dit veel later op gang. Er bestond echter bij enkele dilettanten en architecten al grote belangstelling voor de Franse en Engelse classicistische architec tuur, getuige de titels in de bibliotheken van architecten als Abraham van der Hart en Jacob Otten Husley. Peristyle Hoe was het nu mogelijk dat juist de toe passing van een open zuilenportiek of 'pe ristyle' voor het eerst voorschrift werd in een stad als Groningen, terwijl de ontwik kelingen in de architectuur in deze tijd vooral in Amsterdam en Den Haag plaats vonden? De schakel tussen het westen en het noorden van ons land moet worden ge zocht in de persoon van Petrus Camper (1722-1789), hoogleraar in de oogheel kunde te Franeker, persoonlijke vriend van burgemeester Van Iddekinge en ho norair lid van de Amsterdamse Teeken academie. Camper had, zoals zoveel van zijn tijdge noten, een grote belangstelling voor de perspectiefleer, de 'doorzichtkunde', één van de onderdelen die aan de in deze tijd opbloeiende tekenacademies veel aan dacht kreeg. Hieruit vloeide ook zijn be langstelling voort voor de bouwkunst, waar men zich met de perspectiefwerking in gebouwen naarstig bezighield. Camper doceerde zelf gedurende twee jaar bouw kunde aan de Amsterdamse Teekenaca demie. Hij vertoefde jaarlijks in Engeland en Frankrijk, waar hij lezingen hield voor de Royal Academyen de Académie Ro yale, waarvan hij beide lid was. In Enge land moet hij vele 'Neo-Palladiaanse' ge bouwen gezien hebben, met hun typische, vaak gepleisterde vlakke gevels, waaruit de zuilenportiek krachtig naar voren springt. Een dergelijk 'grandeur'uitstra lend classicistisch gebouw was helemaal in overeenstemming met het karakter van zijn vriend en opdrachtgever Van Idde kinge. Programma van eisen Zeker is dat Camper een bepalende rol heeft gespeeld in het beoordelen van de inzendingen voor de stadhuisprijsvraag, maar deze verlichte figuur moet tevens de opsteller van het programma zijn geweest. Het is niet uitgesloten dat hij hierbij een neo-Palladiaans gebouw voor ogen heeft gehad: behalve de open zuilenportiek kwamen er in latere planfasen andere ei sen bij, die hierop wijzen, zoals de toepas sing van gepleisterde gevelvlakken. Het programma van eisen bevatte nog een aantal bijzonderheden: zo werd voor het eerst het stedebouwkundig aspect bij het ontwerpen van een stadhuis betrokken. Het gebouw moest in harmonie zijn met de omringende bebouwing en moest ook pas sen in het bestaande stratenplan; de deel nemers aan de prijsvraag kregen daartoe een situatieschets bijgevoegd. De belang rijkste fagade, aan de oostzijde, mocht bij- Het winnende ontwerp van Jacob Otten Husly uit 1774. Uit de gevel waar barokke en Louis XVl-elementen elkaar afwisselen, springt de open zuilenportiek sterk naar voren, benadrukt door de monumentale frontale trap en de beelden op het fronton (afd. 1). Heemschut, nov.-dec. 1989

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1989 | | pagina 4