MONUMENTENBELEID
Een van de meest interessante punten,
misschien zelfs wel hét cruciale punt in de
visie van de Commissie-Brundtland is dat
aanvaarding ervan betekent dat wij voort
aan bij iedere beslissing ook en vooral de
lange termijneffecten zullen moeten on
derzoeken en zorgvuldig afwegen. Dit as
pect komt als het ware 'bovenop' de nood
zaak om economie en milieu steeds zorg
vuldig tegen elkaar af te wegen. Het is
moeilijk om de behoeften ('needs') van de
generaties die na ons komen concreet te
bepalen. Daarom denk ik dat het er om
gaat om keuzemogelijkheden voor de vol
gende generaties op aarde niette blokke
ren. Dit betekent dat beslissingen met on
omkeerbare gevolgen meestal strijdig zul
len zijn met de Brundtland-gedachte. Hoe
wel er theoretisch ook onomkeerbare ge
volgen denkbaar zijn voor de economi
sche ontwikkeling zonder dat het milieu
wordt aangetast, zullen deze gevolgen
doorgaans het milieu treffen (bijv. het uit
putten van grondstoffen, bebouwen van
natuurgebieden of het afbreken van cul
tuurhistorisch waardevolle gebouwen).
Daarmee zijn we beland bij de beteke
nis van de Brundtland-visie voor de monu
mentenzorg in Nederland. Nu zou men
kunnen tegenwerpen dat monumenten
toch wettelijk zijn beschermd. Helaas is
het zo dat diezelfde wet3 de mogelijkheid
geeft om beschermde monumenten met
vergunning af te breken of ingrijpend te
veranderen. Voor de afweging die de
overheid in kwestie moet maken, bevat de
wet geen normen of criteria. Verder is het
onnodig om te zeggen dat veel waarde
volle gebouwen, stedebouwkundige struc
turen en bijzondere landschapsgezichten
helemaal niet beschermd zijn. Ieder num
mer van 'Heemschut' illustreert met pijn
lijke scherpte dat economische en finan
ciële belangen meestal een voorsprong
hebben bij de afweging. Te vaak durft de
overheid geen 'nee' te zeggen en probeert
men in het gunstige geval een compromis
oplossing te vinden.
Gelukkig raakt men er, ook onder de
bestuurders, steeds meer van doordron
gen dat de toestand van het milieu (in de
brede betekenis') zó ernstig is, dat ver
dere aantasting moet worden voorkomen.
Het is echter een maar al te bekend feit dat
politici en anderen met bestuurlijke ver
antwoordelijkheid dikwijls onder druk
staan om een bepaald plan of voorstel toch
maar goed te keuren. Gesteld dat de bena
dering van de Commissie-Brundtland zo
danig zou worden uitgewerkt en 'vertaald'
voor de Nederlandse situatie, dat er een
goed stel procedureregels en een bruik
bare set 'harde' toetsingscriteria zou lig
gen, dan is het vervolgens mogelijk de be
stuurders hieraan te houden. Bovendien
zou dit pakket - mits verplicht - die be
stuurders die het milieu volwaardig willen
laten meewegen bij het maken van be
leidskeuzes, een belangrijke steun in de
rug geven. Met 'volwaardig' is beoogd aan
te geven dat duurzame ontwikkeling m.i.
niet betekent dat het milieu altijd het
zwaarst moet wegen: doorslaggevend zijn
de lange termijneffecten.
Leefmilieuverordening
Het is onmogelijk om het totale cultuurhis
torische erfgoed aan gebouwen, gezichten
en andere waardevolle elementen te be
houden via de monumentenbescherming
alléén. De ruimtelijke ordening biedt be
hoorlijke en in de praktijk effectieve mo
gelijkheden4 om met name sloop te voor
kómen en strenge kwalitatieve eisen te
stellen aan (ver)nieuwbouw binnen waar
devolle stads- en dorpsbeelden, opdat er
sprake is van een verantwoorde inpassing
in het beeld. De praktijk laat zien dat dit -
als men echt wil of ertoe wordt bewogen -
heel goed kan. Een leefmilieuverordening
is, als overgangsregiem, heel geschikt om
aantasting van cultuurhistorische waarden
in een stads- of dorpsgebied te voorkó
men. Zo'n verordening kan desgewenst
ook voor een niet-stadsvemieuwingsge-
bied worden vastgesteld.
Ook de herziene Woningwet biedt naar
het zich laat aanzien perspectieven vantlit
de cultuurhistorische invalshoek. Het wel
standstoezicht zal namelijk worden ver
breed tot toezicht, gericht op de bescher
ming van de stedebouwkundige kwaliteit,
inclusief de visuele kwaliteit. Verder zul
len er geobjectiveerde criteria moeten ko
men per gemeente (of, dit is nog in dis
cussie tussen de Tweede Kamer en de re
gering, per bestemmingsplangebied),
waar de bouwplannen aan worden ge
toetst3. Gezien de vaak grote verschillen in
karakter en anderszins van de deelge
bieden van een gemeente, bepleit ik het
vastleggen van deze toetsingcriteria in het
bestemmingsplan of in een leefmilieuver
ordening. Op deze manier zullen de criteria
ook kunnen worden toegespitst op de speci
fieke waarden van het afzonderlijke gebied.
Al deze ontwikkelingen bieden naar
mijn mening ruime mogelijkheden aan be
stuurders, particuliere monumentenorga
nisaties en actieve burgers voor de duur
zame instandhouding van het cultureel erf
goed.
W. W. Timmers
Mr. W. W. Timmers is mede-oprichter en
bestuurshd van de Stichting Historisch
Kralingen te Rotterdam en geeft juridische
adviezen op het gebied van monumenten
en ruimtelijke ordening.
Noten
1 In het rapport-Brundtland wordt met
'milieu' de fysieke omgeving in zijn to
taliteit bedoeld, dus inclusief de be
bouwde omgeving, natuur en land
schap. Ook het voorlopig regerings
standpunt gaat uit van deze (ruime) de
finitie.
2 Tweede Kamerstukken, 1987-1988, 20
298, nrs. 1-2 en 5. Zie ook het verslag
van de Uitgebreide Commissieverga
dering van 20 juni 1988 (UCV 68).
3 Dit geldt voor de Monumentenwet
1988, maar doorgaans ook voor de pro
vinciale en gemeentelijke monumen
tenverordeningen.
4 Een goed voorbeeld is het bestem
mingsplan 'Struisenburg' in Rotterdam-
Kralingen. Daarbij is er géén sprake
van een beschermd stadsgezicht op
grond van de Monumentenwet.
5 Tweede Kamerstukken 1988-1989 20
066, nr. 14, blz. 8.
Heemschut, nov.-dec. 1989 45
Ontwerp van het Wijk- en winkelcentrum 'De Esch' te Rotterdam-Kralingen in het voormalige Waterleidingbedrijf. Een ontwerp van Kraaij-
vanger architecten, Rotterdam.
De buitenkant van het pompgebouw wordt gerestaureerd, de binnenzijde gerenoveerd en aan de nieuwe bestemmingen aangepast.