De Leidse raadhuiskwestie
in 1929
KASPER VAN OMMEN
Heemschut:Geen valse antiquiteit
Het Leidse stadhuis van C. J. Blauw (foto E. J. Mellegers).
De architectuur-diskussie over de nieuwbouw van het Leidse stadhuis na de befaamde
brand in 1929 geeft een aardig beeld van de bemoeienis van overheden en particulieren
met een bouwplan in opdracht van de overheid. De rol van de Bond Heemschut is ook
opmerkelijk. Heemschut koos voor de moderne architectuur van Dudok. De Leidse
student kunstgeschiedenis Kasper van Ommen ging op onderzoek uit.
niveau pas op stand gehouden kon wor
den bij een minimum van 5000 inwoners en
uiteindelijk werd dan ook gekozen voor
grotere, verder van elkaar gelegen woon
kernen.
Wie nu de IJsselmeerpolders beschouwd
ziet dat zo'n 90% van de bebouwing gesub
sidieerd is door de overheid. De overheid
was de woningbouwvereniging die archi
tecten en aannemers aanstelde voor de
uitvoering van plannen. Daarbij werd snel
ingespeeld op veranderingen in de heer
sende stromingen van de architectuur.
Lange tijd was Granpré Molière met zijn
Delftsche School bepalend voor de weder
opbouw van naoorlogs Nederland. Maar
toen hij in Delft de onderlinge strijd ver
loor van Van Eesferen, een aanhanger van
het Nieuwe Bouwen, was dit in de IJssel
meerpolders direkt merkbaar.
Nagele is hiervan het duidelijkste voor
beeld. De Amsterdamse architectengroep
de 8 vroeg in 1948 een stuk land om zijn
stedebouwkundige ideeën te verwezenlij
ken. In samenwerking met de Rotter
damse verwanten van Opbouw werd uit
eindelijk een plan gerealiseerd dat afweek
van al het voorgaande. Nagele was de uit
werking van hun pamflet uit 1932: Organi
sche woonwijk in open bebouwing. Ken
merkend is de grote, groene open ruimte
waarin de scholen en kerken (in elk dorp
steeds drie: de hervormde, gerefor
meerde en katholieke) gesitueerd zijn. De
winkels kwamen te liggen aan de rand van
deze centrale ruimte. Hier omheen werden
weer kleine wooneenheden gebouwd met
ieder hun eigen kleine, centrale groene
ruimte. Dit neighbourhood-concept werd
in afwijkende vorm ook door P. H. Dinge-
mans toegepast in Kraggenburg. In beide
gevallen was de opzet van de dorpen te
klein (in 1985 had Nagele 1014 en Krag
genburg 655 inwoners) voor een overtui
gende uitwerking.
Maatschappij weerspiegeld
Maar juist het zo duidelijk zichtbaar zijn
van maatschappelijke opvattingen in de in
richting van het landschap maakt de IJssel
meerpolders tot zo'n interessant gebied.
De rol van het Rijk is hierbij groot geweest,
maar lijkt nu uitgespeeld. Vanaf 1962
werkte het onder de naam Rijksdienst
voor de IJsselmeerpolders, sinds 1 januari
1989 is de titel officieel: Directie Flevoland
van de Rijkswaterstaat. Haar laatste be
moeienis in Almere is net afgerond,
slechts in Zeewolde is men nog uitvoerend
actief. Nu is de dienst langzaam doende
zichzelf op te heffen. Tot anderhalfjaar ge
leden werd er in de organisatie nog reke
ning gehouden met de initiatie van de Mar
kerwaard, maar daar gelooft nu niemand
meer in.
Dit verhaal kwam tot stand na gesprek met
ir. C. van der Wal, stedebouwkundige van
de Directie Flevoland van de Rijkswater
staat, en na lezing van zijn boek: Dorpen in
de IJsselmeerpolders 198S.
Zestig jaar geleden, op 12 februari 1929,
verwoestte een fel uitslaande brand het
stadhuis van Leiden. Dit bouwwerk uit
1598 naar ontwerp van architect Lieven de
Key brandde in enkele uren volledig uit,
op de gevel aan de Breestraat na. Nog ter
wijl de brandweercorpsen uit Leiden en
omgeving de smeulende resten van het
stadhuis nablusten, was kunstminnend Ne
derland reeds druk bezig met het maken
van de herbouwplannen. Dat het stadhuis
herbouwd moest worden daar was ieder
een het over eens. De meningen liepen
nogal uiteen over waar het nieuwe stad
huis moest komen en wie het zou mogen
ontwerpen.
Het college van Burgemeester en Wet
houders besloot enige orde in de vele uit
eenlopende meningen te scheppen. Het
college droeg daarom de Rijkscommissie
voor de Monumentenzorg op, te onderzoe
ken in hoeverre de oude gevel van het
stadhuis te behouden en te restaureren zou
zijn. De brand had ook de toren volledig
verwoest, zodat de Rijkscommissie zich
ook buigen moest over de plannen voor
een eventuele herbouw van de toren. In
haar verslag bracht de commissie het vol
gende advies aan B&W over. Nagenoeg de
gehele gevel kon behouden blijven en zou
na een grondige restauratie in het nieuwe
stadhuisplan opgenomen kunnen worden.
Met betrekking tot de toren werd het ad
vies gegeven deze niet te herbouwen,
maar daarentegen een geheel nieuwe to
ren te laten ontwerpen. Het rapport werd
afgesloten met het dringende advies 'één
van Nederlands beste architecten te bena
deren om schetsontwerpen te maken voor
een nieuw stadhuis ter plaatse van het
oude, met een nieuwe toren en een nieuw
front aan de Vischmarkt met behoud van
den te restaureren ouden gevel(
De gemeenteraad besloot deze op
dracht aan de architect W. M. Dudok toe
te kennen. Dudok was in de periode 1915-
1917 werkzaam geweest als plaatsvervan
gend directeur van de Leidse Gemeente
werken, en bekleedde destijds de functie
van Gemeentearchitect van Hilversum.
De aanstelling van Dudok zou niet bij
iedereen in goede aarde vallen. Na de pu
blicatie van zijn ontwerp en de toelichting
daarop in het Bouwkundig Weekblad 'Ar-
chitectura'van 23 augustus 1930 barstte de
kritiek los. Het waren naast enkele critici
en bijna alle professoren van de Leidse
Universiteit, vooral de traditionalistische
architecten die kritiek uitten op de plan
nen van Dudok en de gemeente Leiden.
Van hoog tot laag werd gediscussieerd.
Het werd een slepende zaak.
De protestbrief van Van Moorsel
Een zeer duidelijk beeld van deze dis
cussie kan verkregen worden uit de vele
protestbrieven die in de tijd in omloop wa
ren. Een van deze brieven heb ik kort ge
leden bij toeval ontdekt in het archief van
het R.K.D. te Den Haag. Deze op 27 augus
tus 1930 gedateerde brief werd geschre
ven door de architect C.M. van Moorsel en
18
Heemschut, nov.-dec. 1989