Noten
De stadsmeesters - in de loop der jaren
komt er een aantal bij - zoals een meester-
landmeter, schuitemaker, smid en lood
gieter vallen dan direct onder de verant
woordelijkheid van de Burgemeesters en
Thesaurieren. Het verwerven van nog
meer invloed en bezuinigingsoverwegin
gen moeten hierbij een rol gespeeld heb
ben.
Stadsmeesters
Na 1633 vielen de stadsmeesters onder di
rect bevel van de Thesaurier Ordinaris. In
die periode kwam er ondanks de Engelse
oorlogen en de daaraan gekoppelde eco
nomische recessie een aantal grote wer
ken tot stand; de bouw van het Stadhuis, de
verbouwing van de Beurs, de vierde ver
groting van de stad en het uitdiepen en
vergroten van de grachten tussen 1674-
1685. De taak van de fabriekmeester werd
voor een deel overgenomen door de on-
derfabriek. In 1658 werden er zelfs twee
aangesteld; Gerrit Bar entsz. vanSwanen-
burg (sedert 1654 stadstimmerman) en Ja-
cob Lambertsz. Spakenburg. Zij hadden
achtereenvolgens de volgende taken:
den opsicht, directie ende beleyt van alle
deser stede gebouwen, timmeragiën en
reperatiën mitsgaders allen den aencleven
en alle gevolgen van dien...'en '...alle de
resterende stadssaken..'Van Swanen-
burg wordt bovendien nog verplicht om
op de stadstimmertuin te gaan wonen. Van
Spakenburg wordt overigens na zijn aan
stelling niet meer genoemd en spoedig
ontslagen. In 1667 wordt Van Swanenburg
opgevolgd door Hans Jansz. Petersom. De
Thesaurier toen bepaalde datieder
meester sijn eygen werken sal hebben te
verantwoorden aan de Heeren Burge-
meesteren..In 1682 vond er wederom
een reorganisatie binnen stadswerken
plaats, er werden zeven verschillende
diensten ingevoerd, die onder toezicht ge
steld werden van verschillende raden en
Burgemeesters. De organisatie was enorm
gegroeid en telde inmiddels 19 stads
meesters en rond de 130 werknemers.
Stadstimmertuin
De stadstimmertuin, de plaats waar het
materiaal voor het stedelijk bouwbedrijf
werd bewaard en waar voorbereidend
werk voor de bouw werd getroffen, be
vond zich in de 16de eeuw bij de tegen
woordige Grimburgwal. Vervolgens in de
Nieuwe Doelenstraat, waarna deze in 1630
werd verplaatst naar een groter terrein in
de Jordaan (de Tuinstraat en omgeving). In
1660 werd er wederom verhuisd, naar de
plek die nu de Voormalige Stadstimmer
tuin heet, ten zuiden van de Achtergracht.
Bij de vierde vergroting was dit gebied
binnen de omwalling gevallen. Op de Tim-
mertuin bevonden zich de diverse werk
plaatsen, magazijnen, loodsen en bureaus.
In 1666 werd het terrein vercleynt vol
gens het concept ende teeckeningen van
den architect Daniël Stalpaert ende Jan
Willemsz. Brederode, stadtsmetselaer,
De verkleining had te maken met teruglo
pende bouwactiviteiten in het algemeen,
maar ook met het uitbreken van de
Tweede Engelse oorlog 1665-1657en de
economische terugval. De nieuwe onder-
fabriek Van Swanenburg werd verplicht
op de stadstimmertuin te gaan wonen.
Voor hem en de in 1666 aangestelde boek
houder en stadstimmerman werden er op
het terrein aan de Achtergracht drie huis
jes (waarschijnlijk naar ontwerp van Stal
paert) gebouwd.
In 1853 werden deze huisjes nog steeds
door de directeur van het fabriekambt, de
boekhouder en een algemeen opzichter
bewoond. (In 1900 zijn ze gesloopt). Na
1853 is het gebied onder leiding van de
toenmalige directeur, Willem Anthonie
Froger, langzamerhand helemaal gewij
zigd. Uit die tijd dateert ook de nieuwe
benaming, Publieke Werken. Na 1900 is
Publieke Werken uiteindelijk verhuisd
naar de Kostverlorenkade.
Stadsarchitect-Stadsbouwmeester
In de literatuur worden de termen stadsar
chitect en stadsbouwmeester door elkaar
gebruikt. Zo wordt Hendrik de Keyser
vaak ten onrechte stadsarchitect of stads
bouwmeester genoemd. Hij is echter nooit
als zodanig aangesteld. De Keyser bezat
kwaliteiten, bewees te kunnen ontwerpen
en kreeg steeds vaker opdrachten, zowel
van de Vroedschap als van particulieren.
De tractementen (loon) uit 1601 zeggen in
dezen ook het een en ander. Pieter Ja-
cobsz. Nagtglas, hoofd van de fabriek,
kreeg 600 gulden jaars en 30 gulden
kleedgeld, Hendrick de Keyser kreeg 300
en 20 gulden kleedgeld, een vrije woning
en hout. Danckerts (metselaar) en Staets
(timmerman) kregen elk 400 en 20 gulden
kleedgeld. De Keyser kreeg dus het minst
van de drie stadsmeesters.
Op 29 oktober 1648 wordt er binnen het
stedelijk bouwbedrijf een nieuwe functie
gecreëerd. De Oud Raad van Amsterdam
nam het volgende besluit:'Daniël Stal
paert is aengenomen voor stadsarchitect
op een tractement van sestien hondert gul
den 's jaers, mits dat Burgemeesteren alle
jaeren vrij mogen sijn en hij sal moeten
doen al wat de stat aengaet of dat Burge
meesteren of Thesaurieren hem belasten'.
Zijn taak was het opzicht over alle stadsge-
bouwen en speciaal vermeld werd het toe
zicht bij de bouw van het nieuwe Stadhuis
en de toren van de Nieuwe Kerk. Juist in
die periode ontstonden de moeilijkheden
tussen Jacob van Campen en de Vroed
schap. Vergelijken we het tractement van
Stalpaert, 1600 gulden per jaar, met dat van
Simon Bosboom, meestersteenhouwer, die
in dezelfde periode 700 gulden per jaar
kreeg met een toelage van 30 gulden, dan
blijkt dat het tractement van de stadsarchi
tect in verhouding veel hoger lag. In het
zelfde jaar 1653, kregen de meestermetse
laar en -timmerman ca 550 gulden per jaar
plus de gebruikelijke toelage.
Directeur-Generaal
Na de dood van Stalpaert in 1676 wordt zijn
functie niet meer vervuld, waarschijnlijk
omdat de bouwactiviteiten wederom sterk
waren teruggelopen. De situatie na de
dood van Stalpaert is te vergelijken met
die voor zijn aanstelling. De eerderge
noemde Hans Jansz. van Petersom volgt in
1667 de onderfabriek Van Swanenburgh
op. Tot 1676 werkt hij nauw samen met
Stalpaert en na diens dood werkt hij ook
als bouwmeester voor de stad. In die peri
ode bouwde hij waarschijnlijk de Amstel-
hof, een gebouw dat duidelijk in de traditie
van Stalpaert tot stand is gekomen.
In het midden van de 18de eeuw treden
er veranderingen op binnen het fa
briekambt. In 1747 wordt het ambt van 'di
recteur-generaal der stadswerken en ge
bouwen' in leven geroepen. Deze functie is
te vergelijken met die van de fa
briekmeester in de 17de eeuw en werd
meestal bekleed door een militair-inge
nieur. Met de aanstelling van Abraham van
der Hart in 1777, die benevens bovenge
noemde functie van directeur-generaal
ook de functie van stadsarchitect be
kleedde, heeft Amsterdam zijn tweede
stadsarchitect gekregen.
Dit artikel is een samenvatting van een
deel van een onderzoek naar leven en
werk van de stadsarchitect Daniël Stalpaert.
1-2 Zie hiervoor J. C. Breen. De verorde
ning óp het bouwen te Amsterdam voor de
19de eeuw. In: Jaarboek Amstelodamum,
1908, p. 107-148.
De Lijnbanen (touwslagerij) aan de Oostenburgergracht, in 1660 in opdracht van de Verenigde
Oostindische Compagnie gebouwd. Voorbeeld van een semi-overheidsgebouw, waarvan het
ontwerp vermoedelijk door de stadsarchitect werd geleverd (foto A. M. ten Cate).
Heemschut, nov.-dec. 1989
13