Ups en downs van het Gelderse monumentenbeleid MONUMENTENBELEID M. J. POTHOF Met de dreigende opheffing van de Gelderse Monumentenraad (zie Heemschut juli- augustus blz. 13) is een lange traditie van stimulering en advisering van direct betrokke nen in het geding. De raad, die bij haar oprichting in 1987 de functie van de 'aloude' Gelderse Monumentencommissie heeft meegekregen, adviseert de Provincie en onder steunt het gemeentelijke monumentenbeleid. Gedeputeerde Staten van Gelderland me nen echter dat er in het licht van de nieuwe Monumentenwet geen taken voor de Gel derse Monumentenraad meer zijn weggelegd. Geschiedenis De vraag of een actieve rol van de Provin cie hoort bij monumentenzorg op locaal ni veau speelde in Gelderland reeds lang ge leden. 'Hoe zorgt Gelderland voor zijne bouw kundige monumenten en voorwerpen van oude kunst en kunstnijverheid?' Dat was de titel van een lezing, gehouden tijdens de algemene ledenvergadering door de voorzitter van de Vereniging Geirem 1901. Met de naleving door de plaatselijke be stuurders van het uit 1845 daterende 'Regelement ter verzekering eener goede bewaring der gedenkstukken van ge schiedenis en kunst' bleek het droevig ge steld en een autonoom optreden vanuit de Provincie ontbrak. Resoluut werd in 1902 de Provinciale Geldersche Archaeologi- sche Commissie opgericht, waarmee de Provincie getuigde van haar verantwoor delijkheden en een voorbeeld was voor de andere provincies. Betrokkenheid Door raad en daad heeft de commissie, waarvan in 1937 de naam werd gewijzigd in Monumentencommissie der Provincie Gelderland, vele monumenten van de on dergang gered. De directe betrokkenheid met de eigenaren van monumenten is altijd nagestreefd. Vooral door de secretaris- deskundige van de toen zo genoemde Gel derse Monumentencommissie, de heer H. Mooibroek. Binnen de mogelijkheden van de Monu mentenwet 1961 werd met verve gestalte gegeven aan de ondersteuning van ge meentelijk monumentenbeleid. De ge meenten staan immers het dichtst bij de eigenaren van monumenten en kunnen met diverse maatregelen een gunstig kli maat scheppen, waarin juist ook een pro vinciaal beleid een plaats kan krijgen. De effectiviteitswaarde van deze werk wijze werd ondersteund door het 'Rapport Van de Bunt' (maart 1981) §n de Nota Mo numentenzorg van minister Brinkman (mei 1984), als voorbode van de nieuwe Monu mentenwet. Decentralisatie van de monu mentenzorg met belangrijke taken en be voegdheden voor de gemeenten werd een beleidsuitgangspunt. In de onzekerheid of de gemeenten de taak aankonden, verklaarde de Provincie zich blijkens de Cultuurnota 1983 bereid Bavezathe 'De Mager- horst' te Duiven (Gel derland) werd destijds door de Gelderse Monu- mentencommissie van de ondergang gered. Voortdurende aandacht blijft nodig om dit monu ment te behouden. de gemeenten bij het voorbereiden van hun monumentenbeleid te helpen. Om mislukking te voorkomen zou de provinci ale verantwoordelijkheid niet moeten wor den geminimaliseerd, zoals in de Dis cussienota Provinciaal Monumentenbeleid (januari 1985) werd verwoord. Gelderse Monumentenraad Provinciale Staten besloten op 25 maart 1987, dat de rechtstreekse onafhankelijke steunfunctie aan de Gelderse gemeenten kon worden voortgezet door de Gelderse Monumentenraad (GMR). Daarvóór uitge oefend door de Gelderse Monumenten commissie binnen het Gelders Genoot schap kwam deze onafhankelijkheid nogal in de knel, wat tot ontkoppeling leidde. Vele gemeenten hebben met deze steun de sprong naar de ontwikkeling van een eigen monumentenbeleid durven nemen en hebben reeds schriftelijk blijk gegeven van hun ongenoegen over de voornemens van GS. Hierbij is ook de behoefte aan speci fieke deskundigheid en een coördinatie-, informatie- en kennisverzamelpunt op bo- vengemeentelijk niveau gegroeid. Monumentenwet en provinciaal beleid De Monumentenwet 1988, na een lange procedure formeel vastgesteld overeen komstig het ingeslagen beleidspad, ver sterkte de noodzaak tot ontwikkeling van gemeentelijk monumentenbeleid. Een provinciale beleidsnota monumentenzorg ontbrak daarbij echter. 'Natuurlijk wil dat niet zeggen dat er geen beleid is', ant woordde de Gedeputeerde toen tijdens een Heemschut-symposium naar de stand van zaken werd geïnformeerd. Dan wordt een langdurig beleid plotseling afgebro ken, juist nu de gemeenten met volle kracht hün taken oppakken. Als het aan GS ligt zal de steunfunctie aan de gemeen ten voor de instandhouding van haar mo numenten moeten vervallen. Dit terwijl de uitgangspunten van de nieuwe Monumen tenwet bij de instelling van de GMR in 1989 al bekend waren. Alarmerend is het dat 40% van de Gel derse gemeenten nog geen monumenten commissie en -verordening heeft en dat veel meer dan de helft de taken niet zelf standig kan oppakken. Wordt er voorbij gegaan aan het feit dat al deze monumenten per saldo binnen de provinciegrens liggen? Zij vragen juist en ook op bovengemeentelijk niveau de volle; aandacht. Te denken is hierbij aan de zeer kwetsbare historische agrarische bebou wing en aan de objecten en structuren van jonge bouwkunst uit de periode 1850-1940 (MIP). Een niet te onderschatten taak, voortvloeiend uit de nieuwe wet, zal ook zijn de verdeling van de restauratiebud getten van de 'kleiner dan 100.000,- ge meenten' en de zgn. 'kanjerregeling'. Tot slot zullen ook tal van nieuwe ontwikkelin gen de aandacht vragen. Provinciale Staten zullen op 30 oktober over het 'onzalige voornemen' hun oordeel uitspreken, waarvan het voortbestaan van de GMR zal afhangen. Ir. M. J. Pothof is directeur van de Gel derse Monumentenraad. 42 Heemschut, sept.-okt. 1989

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1989 | | pagina 42