Schade door knaagkever zorgwekkend Hmdeloopen Monument van september Geen slavernij Van de verhalen die er over de piramiden in omloop zijn, is die van de slavernij (waarover Herodotus spreekt) er één. Het is niet zo waarschijnlijk dat er tijdens het Oude Rijk in Egypte sprake is geweest van slavernij. Zelfs als dat het geval was, zou het aantal slaven veel te klein geweest zijn om het gigantische karwei te kunnen kla ren. Wel is het zo dat er elk jaar in de tijd van de overstroming van de Nijl grote delen van de bevolking beschikbaar waren. Er heeft waarschijnlijk van staatswege een soort arbeidsplicht bestaan, die vooral tij dens de overstromingsmaanden de werk lozen naar het bouwbedrijf trok. Maar zij kregen ervoor betaald: er zijn afrekenin gen bewaard gebleven. Een kolossaal kar wei als het bouwen van een piramide kan niet zonder hardheid en ijzeren discipline plaatsvinden, maar deskundigen zijn van mening dat het er niet zo barbaars aan toe gegaan kan zijn. De kwaliteit van het werk is zo hoog, dat dit nooit onder dwang, door uitgeputte mensen bereikt kan zijn. Betekenis Het is algemeen bekend dat de betekenis van de piramiden nauw samenhangt met de overtuiging van de Egyptenaren dat hun leven na de dood veel langer zou du ren dan hun sterfelijk leven. Zij meenden dat het leven hiema alleen mogelijk was als de overledene beschikte over alles wat hij ook vóór zijn dood nodig had. Daartoe behoorden niet alleen huis, akkers, ge bruiksvoorwerpen enz., maar ook een li chaam. Alles was erop gericht het lichaam te bewaren. Zo werden de piramiden op gericht, als vestingen tegen de dood. En vandaar ook dat het lichaam van een over ledene gemummificeerd werd. Allemaal om het voortbestaan van de betrokkene te verzekeren. De Piramide van Cheops telde drie graf kamers. Eén diep in de rotsbodem, 30 me ter onder het grondvlak van het bouw werk. De tweede 20 meter boven de grond, en de derde ongeveer 40 meter bo ven de grond. De laatste is de zoge naamde koningskamer, met een gewel dige, stenen sarcofaag. Alleen de laatste grafkamer is ook echt gebruikt, de andere twee zijn onvoltooid gebleven door wijzi gingen in het bouwplan. Plunderingen De bouwers hebben destijds heel wat maatregelen genomen om plunderaars geen kans te geven. Zo is de gang direct achter de ingang versperd door enorme granietblokken. Indringers hebben geen kans gezien zich een weg door dat kei harde materiaal te banen; ze hebben een nieuwe gang gehakt om de granietblok ken heen, dwars door de minder harde kalksteenblokken waaruit de piramide is opgebouwd. Voor de tegenwoordige be zoekers is dit het moeilijkste deel van de hele tocht door het binnenste van het ko ninklijke bouwwerk. Er waren nog meer beveiligingen. Vlak voor de koningskamer waren vier zware valdeuren aangebracht. Maar het mocht allemaal niet baten. Al in de Oudheid za gen rovers kans binnen te dringen. En ook in later tijden zou men kosten noch moeite sparen om binnen te komen. De tand des tijds Ook al is de Piramide van Cheops het enige van de Zeven Wereldwonderen dat bewaard is gebleven, dit reusachtige bouwwerk is toch niet helemaal tegen de menselijke vernielzucht, hebzucht en nieuwsgierigheid bestand gebleken. Het bouwwerk heeft weliswaar al duizenden jaren de tand des tijds weerstaan, maar in de loop der eeuwen heeft het veel aan luis ter verloren. Latere bouwmeesters hebben het stenen gevaarte zelfs als steengroeve gebruikt: de buitenste steenblokken zijn voor het grootste deel weggebroken. De piramide is hierdoor niet merkbaar kleiner geworden, maar ze is er wel door ontluis terd. Nu staat de Piramide van Cheops er als een geschonden kolos bij, met een af geplatte punt, eindeloze traptreden in plaats van gave hellingen, en afgebrok kelde hoeken. En ook hebben weer en wind ertoe bijgedragen dat het bouwmate riaal is vergaan en dat dit wereldwonder veel van zijn oorspronkelijke luister heeft verloren. Maar hoe het ook zij, de Piramide van Cheops, nog altijd zo hoog als de Keulse Dom, maakt ook nu nog diepe indruk. Door haar kolossale omvang èn door het feit dat ze door mensenhanden is gemaakt. De bonte knaagkever. Echt een plaag van de laatste jaren. Tegen houtworm en hout- rot zijn de gangbare bestrijdingsmiddelen afdoende. Maar niet tegen de bonte knaagkever. Het diertje richt op allerlei plaatsen enorme schade aan. De Stichting Monumentenwacht trekt in een artikel in het Limburgs Dagblad aan de bel. Monu mentenwacht noemt voorbeelden. Enkhui zen: het hout in het Waagmuseum, de stadsgevangenis en de Drommedaris zijn ernstig aangetast. De stadsgevangenis staat zelfs in de steigers, omdat delen van het hout onherstelbaar beschadigd zijn. Andere voorbeelden zijn de toren van Ber- likum (1779), de Nederlands Hervormde Kerk in Ootmarsum (1810), en de Buiten kerk in Kampen (1369). De Buitenkerk in Kampen is er het ergst aan toe. Het kerk bestuur vreest dat het dak instort als er niet snel iets gedaan wordt. In Pavia kwam onlangs een kerktoren uit 1090 naar beneden. Dat zal volgens Mo numentenwacht in Nederland niet snel ge beuren. Maar de Stichting Monumenten- wacht verwacht wel dat een aantal monu menten binnen afzienbare tijd instort als de overheid niet snel geld beschikbaar stelt voor restauratie. Niet alleen de bonte knaagkever bezorgt de Monumenten- wacht overigens kopzorgen.Ook ver stopte dakgoten geven heel wat proble men: hout gaat rotten doordat het water niet meer afgevoerd kan worden. Monumentenwacht noemt nog een voor beeld van achterstallig onderhoud: de Ne derlands Hervormde kerk in het Overijs selse Blankenham. Als de klokken beieren komen stenen uit de toren naar beneden. Dat komt in dit geval door de aanleg van de Noordoostpolder, waardoor de grond een halve meter verzakt is. De kerk (1893) staat precies op de grens van het oude en het nieuw ingepolderde land, waardoor de fundering van de toren al zeventig centi meter uit het lood staat. Hindeloopen is in september als stad het Monument van de Maand. Op de foto de voormalige sluiswachterswoning, nu het het VW-kantoor. Hier is een gratis stads wandeling te krijgen. (Foto Winfried Walta).

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1989 | | pagina 29