De jaren negentig... geen tijd om achterover te leunen LEO VAN DERMEULE In ons vorige artikel met meningen over recent verleden en nabije toekomst gingen we in op de gevaren die ons monumentenbestand bedreigen indien we de werking van de nieuwe monumentenwet niet met eigen oplettendheid, en initiatieven waar nodig, aanvul- De Utrechtse binnenstad: ruimtelijke waardering voor monumenten? Als beleidsinstrument vanuit Heemschut lijkt het ons allereerst noodzakelijk de in breng van de provinciale commissies, en de leden individueel meer gestalte te ge ven. Het opstellen van een prioriteitenlijst annex werkplan en het niet aarzelen om de mogelijkheden en de bereidwilligheid van onze eigen leden, om zelf iets te doen voor het monumentenbehoud, aan te wenden verdient zeker aanbeveling. Heemschut heeft, voor zover wij dat kunnen overzien, nog te weinig jonge le den. Dit zou best eens kunnen komen doordat het overmaken van een contribu tie alléén jonge mensen veelal niet bevre digt. We leven momenteel in een presta tie-gerichte maatschappij. Iemands ver diensten worden - juist of niet dat laten we even in het midden - afgemeten naar de concreet door hem/haar behaalde resulta ten. Denk maar aan diploma's in allerlei vorm, medailles in de sportwereld en eer volle vermeldingen in fotografiewedstrij den, persprijsvragen en muziek-concour- sen. Een van de sterke punten van monu mentenbehoud, in dit opzicht, is dat het zéér tastbare én door veel mensen ge waardeerde resultaten oplevert. Heel Ne derland een grote prijzenkastü! Hier moet een mogelijkheid liggen jonge mensen te interesseren en activeren. Een en ander hangt nauw samen met de presentatie van monumentenbehoud als interessante en zelfs regelrecht spannende bezigheid. Een stevig stuk begeleiding vanuit het Koren metershuis en de provinciale commissies mag zeker niet ontbreken. Niet iedereen is immers zomaar in staat op de juiste wijze alternatieven naar voren te brengen en met tegenstanders in discussie te gaan. Het aanboren van de mogelijkheden die het eigen ledenbestand biedt zal pas dan na gedegen voorbereiding en met de grootste omzichtigheid dienen te gebeu ren. Het lijkt ons niettemin de investering waard zowel in het belang van monumen ten als van onze Bond. Vergroting van de bekendheid en ledenaanwas liggen als positieve neven-effecten zeker in het ver schiet. Toerisme Drie ontwikkelingen kunnen met ingang van heden al door de leden gevolgd wor den. Functiebehoud is monumentenbe houd, dat kan ook inhouden een functie als toeristisch object. Tot nu toe heeft het in de presentatie van ons land als monumenten- land naar bewoner en bezoeker nogal aan evenwicht ontbroken. Met name voor veel buitenlandse bezoekers is Nederland nog altijd: Amsterdam. Dit beeld wil men nu terecht gaan nuanceren, we hebben zo veel meer te bieden. Per stad en per ob ject zal nauwkeurig moeten worden beke ken hoeveel toeristische 'druk' het kan hebben wil het eigen karakter niet in het gedrang komen. In haar opstelling t.a.v. de problematiek rond het wereldberoemde Achterhuis blijkt al dat onze Bond een der gelijke discussie kan en wil aangaan. Een rapportage-taak voor de leden in den lande? Tevens speelt de al jaren aan de gang zijnde waardering van monumenten als ruimtelijk object een rol in de toekomst. Ook hier is in eerste instantie weinig tegen in te brengen. Willen monumenten echter op voldoende wijze in staat blijven hun ruimtelijke kwaliteiten waar te maken dan moet ook de omringende nieuwbouw aan bepaalde eisen voldoen. Eisen die per ge val verschillen en door ter plekke beken den vaak het beste beoordeeld en gefor muleerd kunnen worden. Moderne archi tectuur, ruimtelijke ordening en het bestu deren van bestemmingsplannen, het hoort allemaal bij monumentenbehoud anno 1990. Zelfs kan de veelgeprezen ruimtelijke waardering kwalijke gevolgen hebben voor het monument zelf. Ter illustratie een aantal vragen: hoe ruimtelijk 'werkt' een aparte kelder- of kapconstructie, een be paald interieur(onderdeel) of, op afstand, een sterk gedetailleerde kroonlijst? Met andere woorden, wordt de ruimtelijke waardering tè ver doorgetrokken dan loopt monumentenbehoud het risico te verkeren in datgene wat ze altijd heeft wil len vermijden: loze geveltjesbescherming. Een andere term die veel gehoord wordt is kwaliteit. Monumenten belicha men bepaalde kwaliteiten in esthetisch, constructief en historisch opzicht. Heie maar waarmaar ook een zesbaanssnel- weg bezit deze kwaliteiten; hij straalt een zekere schoonheid uit, zit technisch-con- structief goed in elkaar, is een uitdrukking van onze (jachtige) tijd en heeft als zodanig ook historische waarde. Wat nu te doen als de snelweg over het monument heen is ge pland? Welke kwaliteit legt dan het meeste gewicht in de schaal? Affectieve waarde Het Gronings bureau monumentenzorg hanteert de term 'affectieve monumenten', een ons inziens zeer geëigend begrip om een kwalitatief aspect dat monumenten wél, maar allerlei grootschalige plannen nóg niet, bezitten aan te geven: gevoels- en herirmeringswaarde. Niet aarzelen dus dit begrip in de discussie over de kwaliteit mee te nemen: het slopen van oude gebou wen betekent vrijwel altijd het slopen van herinneringen, zeer dierbare herinnerin gen soms, en snijdt de banden met de ei gen omgeving door. Op het laatst ver vreemdt de mens zo van zijn vertrouwde woonplaats dat hij zich er niet meer thuis voelt. Dit gevoel zet dan weer de deur open naar onverschilligheid ten aanzien van de eigen leefomgeving, vandalisme en kleine criminaliteit. Tot zover deze presentatie van enkele toekomstige aandachtsgebieden voor de leden van onze Bond, waar ook woonach tig in ons land. Alles overziend kunnen we stellen dat het met één ding in de jaren negentig nog niet zo'n vaart zal lopen voor Heemschuttersde aanschaf van een luie stoel! Heemschut, juli-aug. 1989 11

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1989 | | pagina 11