Steeds AROB-beroep tegen
aanvraag tot sloop mogelijk
'A
W. W. TIMMERS
Op aandrang van Heemschut wordt in dat geval volgens de nieuwe
wet sloop opgeschort
In het voiige nummer van 'Heemschut'stond een overzicht van de inhoud van de nieuwe
Monumentenwet, die per 1 januari 1989 in werking is getreden. In de loop van de
parlementaire behandeling heeft het wetsvoorstel een aantal wijzigingen ondergaan die
in belangrijke mate zijn geïnspireerd door hetgeen de Bond Heemschut in gesprekken
met de woordvoerders van Kamerfracties naar voren heeft gebracht. De redactie vroeg
mr. W. W. Timmers, die voor dit onderwerp optrad als adviseur van Heemschut, een
belangrijke rem op sloop, die er op aandrang van Heemschut kwam, toe te lichten.
Zoals bekend beslissen voortaan in begin
sel burgemeester en wethouders van de
gemeente over een aanvraag tot sloop,
verplaatsing of wijziging van een be
schermd rijksmonument. Onder de oude
Monumentenwet was dit in alle gevallen
de Minister van WVC. Alleen voor archeo
logische monumenten en monumenten
met een militaire bestemming is een uit
zondering gemaakt; de Minister beslist bo
vendien over aanvragen betreffende mo
numenten, die zijn gelegen in een ge
meente die (nog) geen gemeentelijke mo
numentenverordening heeft vastgesteld.
Heemschut heeft steeds bepleit dat een lo
gisch sluitstuk van de aanwijzingsbe
voegdheid van rijksmonumenten - die im
mers bij de Minister blijft - is dat ook op
rijksniveau over sloop e.d. wordt beslist.
Toen duidelijk werd in de loop van de be
handeling in de Tweede Kamer dat het
voorstel van de regering tot decentralisa
tie naar de gemeenten kon rekenen op
een meerderheid van de volksvertegen
woordiging, is er door Heemschut met
klem op aangedrongen, dat in de nieuwe
Monumentenwet voldoende waarborgen
worden opgenomen om te verzekeren dat
de te volgen procedure zo zorgvuldig mo
gelijk is.
Om te beginnen is het noodzakelijk dat
iedere aanvraag tot sloop, wijziging of ver
plaatsing van een beschermd monument
ter visie wordt gelegd. Anders is de kans
groot dat particuliere organisaties op het
gebied van de monumentenbescherming
en andere belanghebbenden niet weten
dat burgemeester en wethouders (en
eventueel de Minister van WVC) daarover
een beslissing gaan nemen. Tegen die be
slissing staat AROB-beroep open (eerst bij
het gemeentebestuur en vervolgens bij de
Afdeling Rechtspraak van de Raad van
State). Maar dit beroep moet worden inge
steld binnen 30 dagen na de datum van het
besluit. Bovendien zit er nog een angel in
de nieuwe wet: als B W van de gemeente
stilzitten of te lang wachten met het nemen
van een beslissing, bepaalt de wet dat de
aangevraagde vergunning wordt geacht te
zijn verleend (in vaktermen: fictieve ver
gunningverlening). Dit is - behoudens de
mogelijkheid van verlenging met maxi
maal 6 maanden - 6 maanden na ontvangst
van de aanvraag. Op aandrang van de
Tweede Kamer heeft de regering het
wetsvoorstel op dit punt gewijzigd en een
plicht opgenomen voor de gemeente om
de stukken ter inzage te leggen.
Door de tervisielegging van de sloop-
aanvraag hebben particuliere organisaties
en individuele burgers de mogelijkheid
om voordat er een beslissing wordt geno
men, informatie en andere overwegingen
bij het gemeentebestuur op tafel te leggen,
die de afweging van belangen kan beïn
vloeden. Een van de essentiële uitgangs
punten bij de nieuwe Monumentenwet is
tenslotte dat 'de zorg voor dit erfgoed een
gezamenlijke verantwoordelijkheid is van
overheden en particulieren' (citaat uit de
memorie van toelichting). In de wet is wel
opgenomen dat de burgemeester de tervi
sielegging 'op de gebruikelijke wijze be-
t S i
HES IK 'EM...
I
kend moet maken'. In antwoord op vragen
van de CDA-fractie in de Eerste Kamer
heeft de regering gezegd met deze leden
van mening te zijn dat de bekendmaking
van een aanvraag om vergunning in één of
meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen
moet geschieden.
Vervolgens nemen burgemeester en
wethouders een beslissing. In de Eerste
Kamerstukken heeft de regering beves
tigd dat de belangenafweging door het ge
meentebestuur 'zeer zorgvuldig' dient te
zijn. Gesteld nu dat de sloopvergunning
wordt verleend, ondanks ernstige bezwa
ren van degenen, die opkomen voor het
behoud van een bepaald rijksmonument.
Zonder een waarborg in de wet zou de
aanvrager (bijv. een projectontwikkelaar
of de gemeente zelf) de volgende dag een
sloper opdracht kunnen geven met de af
braak te beginnen. Weliswaar kan er
AROB-beroep worden ingesteld, maar an
ders dan bij het Kroonberoep onder de
oude wet, mag van zo'n vergunning direct
gebruik worden gemaakt.
Omdat het in het geval van sloop of in
grijpende verbouwing in feite om onom
keerbare stappen gaat, heeft de Bond
Heemschut er op gewezen dat een waar
borg op dit punt van essentiële betekenis
is. Nadat de Minister aanvankelijk een
klein stukje aan de wens vanuit de Kamer
was tegemoetgekomen, heeft de Tweede
Kamer in overgrote meerderheid voet bij
stuk gehouden en een amendement - Van
der Vlies (gesteund door o.m. de fracties
van de PvdA, het CDA, de WD en D'66)
aangenomen. In de kem komt dit amende
ment hierop neer, dat van een vergunning
in ieder geval gedurende 30 dagen na de
datum van de beslissing van B W dan
wel de Minister geen gebruik mag worden
gemaakt. Wordt er nu vervolgens binnen
die termijn AROB-beroep ingesteld door
een belanghebbende, bijv. een (plaatse
lijke) monumentenorganisatie, dan blijft de
vergunning buiten werking totdat op dat
beroep definitief is beslist. Omwille van de
rechtszekerheid van de aanvrager is wel
bepaald, dat deze (in vaktaal:) schorsende
werking kan worden opgeheven door de
Voorzitter van de Afdeling Rechtspraak
van de Raad van State. Anders dan in het
oorspronkelijke wetsvoorstel is de 'bewijs
last' in de nieuwe Monumentenwet als het
ware omgedraaid ten gunste van de be
scherming van het monument. De aanvra
ger moet nu namelijk de rechter overtui
gen van de noodzaak om, ondanks het in
gestelde beroep, toch over te gaan tot
sloop of uitvoering van verbouwingswerk
zaamheden.
Tenslotte is het niet zonder betekenis
dat vanuit de Tweede Kamer is aange
drongen op het inschakelen van particu
liere organisaties door de gemeenten en
provincies bij het door hen te voeren mo
numentenbeleid. In een brief aan de Ka
mer naar aanleiding van een verzoek van
het kamerlid Mevrouw Van Heemskerck
Pillis (WD) zegt de Minister dat hij hier
positief tegenover staat, maar dat afspra
ken op dit punt, gezien de decentrale op
zet van de nieuwe wet, het beste op ge
meentelijk en provinciaal niveau kunnen
worden gemaakt. Hij heeft toegezegd de
VNG en het Interprovinciaal overleg daar
over te zullen benaderen.
-"a- LaJ.
Heemschut, maart-april 1989
29