k Wie weet het beter? lil m '<es m De oude klaslokalen zijn opgedeeld in drie niveaus, die ook weer in de woningen terugkeren. In het onderste niveau de 'natte cel'. Op het bovenste wordt meestal de slaapplaats ingericht. klooster te Den Bosch. Hem werd door een andere wakkere geest, mevr. C. Korving van de PvdA-fractie te Beverwijk, in 1982 gevraagd een zogeheten haalbaarheidson derzoek in te stellen. Zij verzocht hem dit omdat de conclusie van het toenmalige college van B. en W. dat sloop de enige uitweg was haar niet bevredigde. Hoogen- berk observeerde, mat op en rekende en kwam tot de slotsom dat het solide ge bouwde en nog in uitstekende staat verke rende gebouw heel wel in te richten was met een aantal kleine, betaalbare wonin gen voor veelal jonge mensen. Veel res tauratie-werk was eigenlijk niet eens no dig. Funderingen, buiten- en binnenmuren, vloeren, kappen en zelfs de meeste ramen waren nog in orde. Slechts de lantaarn en toren op de middenrisaliet en platte daken behoefden een flinke opknapbeurt. Vrijwel ongeschonden Het gebouw hoefde aan de buitenkant vrij wel niets van zijn oorspronkelijke ge daante prijs te geven. De gewone leien van de toren werden vervangen door eter- niet-leien, die beter bestand zijn tegen de walm van de immer doorstokende Hoogo vens en die in kleur vrijwel niet afwijken van de oude exemplaren. Slechts een blik door de hoge ramen naar binnen toont het verschil. Waar vroeger de grote platen van Koekoek, Brakensieck en Thijsse hin gen, zien we nu de witgeschilderde balus trade van de insteek (vide). Storend is dat evenwel niet. Een winstpunt, zelfs ten opzichte van het vroegere gebruik als school, lijkt ons dat het gebouw in de toekomst, als het volle- Binnentrap van een nieuwe woning, die voert langs in ere gehouden boogvenster (foto Leo van derMeule). dig bewoond is, ook 's avonds blijft 'leven'. Het grote maar toch wat norse gebouw zal daardoor zeker in de winter met zijn door ramen en/of gordijnen schijnend licht een veel vriendelijker indruk maken. Een wat angstige voorbijganger(ster) zal zich niet meer zo behoeven te haasten voorbij de donkere kolos. Over belangstelling had het project ze ker niet te klagen. Er meldden zich in eer ste instantie 110 gegadigden. Verheugend en hoopgevend, bovendien een extra steun in de rug voor gemeentebesturen, actie-voerders en met hen verbonden ar chitecten en aannemers in den lande, die soortgelijke grote, leegstaande gebouwen willen redden van de slopershamer. Een oud gebouw onderging een opknapbeurt en wisselde de schooljeugd in voor de woonjeugd. Een tweede jeugd in meer dan een opzicht. We danken de heer Honig, later in het gesprek bijgestaan door de heer G. Schoenmaker, uitvoerder, en de heer P. Pronk, opzichter van de woning bouwvereniging en lopen de Baanstraat weer in. We kijken nog even om en denken. leuk dat het er nog staat. Aanvullende literatuur: Hoogenberk, ir. E. Geen sloop maar her gebruik, in Heemschut april 1983 no. 4/5 blz. 62 e.v. Stevens, Hans: Hergebruik van oude ge bouwen, Heemschutserie uitg. Terra Zut- phen 1986 Ettema, Th.: Een gewichtige onderneming, lotgevallen van een katholieke onderwij zersopleiding, uitg. Katholieke Pabo 'De Viaan' Bergen N-H 1984. Foto's: ter beschikking gesteld door aann. mij. Konst Van Polen In het artikel van Leo van der Meule over stads- en dorpsvernieuwing in Heemschut nr 1/2-1989 trof mij deze passage: 'Monu mentenzorg lijkt haar elitaire karakter ver loren te hebben, wel gaapt er nog altijd een kloof tussen de smaak van het grote publiek en die van de vakspecialisten op dit gebied. De massa verbindt monumen tenzorg nog altijd met het behoud van iets 'moois'en 'mooi'is dan vooral oud, héél oud, glas in lood, luiken, kringels en krul len. De specialist gaat echter uit van de historische waarde op het gebied van ar chitectuur, economie, sociologie of geo grafie. Dit verklaart o.a. het verschil in waardering door beide groepen van de jongere monumenten. Met andere woor den, houdt het begrip 'mooi' alstublieft bui ten de discussie Het is een tekst om met aandacht te her lezen, niet helder maar wel verhelderend. Monumentenzorg is van af Victor de Stuers nooit elitair geweest in de zin van gereser veerd voor een kleine kring vermogende lieden. Het ging en gaat nog steeds om de instandhouding van voor iedereen zicht bare culturele waarden. Het woord elitair hoort thuis in de vocabulaire van de in houdloze politieke clichés, emotioneel ge laden door afgunst. Even weinig helder is de aan de massa toegedichte voorkeur voor 'krullen en kringen' in verband met de nog geringe waardering voor jongere monumenten. Onder jongere monumenten verstaat men om te beginnen de neo-stijlen van na 1850, nergens is zoveel ornament aangebracht als aan neogotische, neorenaissance en neobarokke gebouwen. Verhelderend is het betoog echter wel, door de duidelijk uitgesproken minachting voor twee essen tiële elementen in de monumentenzorg: enerzijds jegens het esthetische uitgangs punt, het mooi-vinden, het in de wet ge noemde criterium 'schoonheid', anderzijds ten aanzien van de niet-specialisten, de domme massa die niet begrijpt waar het eigenlijk om draait. Deze stellingname wordt nog geaccentueerd door de omstan digheid dat het artikel gaat over stads- en dorpsvernieuwing, dat wil zeggen een grotendeels door de overheid geleide en gefinancierde activiteit die beoogt om, in- plaats van de vroegere methode van kaalslag-sanering, oude wijken beter be woonbaar te maken met behoud van hun eigen karakter. Dat gebeurt niet ten be hoeve van de specialisten in architectuur, economie, sociologie en geografie, maar ten behoeve van de gewone mensen die in de vernieuwde buurten wonen of gaan wo nen, en die waarde hechten aan wat er na de vernieuwingsoperatie over is van dat historische karakter. Dat monumentenzorg altijd strijd inhoudt weten wij. Strijd tegen verval, functiever lies, kortzichtig winstbejag, egotripperij van architecten en andere plannenmakers. Een nieuw gevaar is de arrogantie van de in hun eigen specialisme gevangen acade mici die het bouwkundtig en stedebouw kundig erfgoed monopoliseren als hun privé-studiegebied. Laten we wél wezen: niemand misgunt de nijvere doctorandi hun arbeidsterrein. Alle verruiming van kennis is welkom. Maar om oude gebou wen, vaak versleten en verminkt, weer in goede staat te brengen, bruikbaar en vooral: mooi!, zijn anderen nodig. Dat zijn in de eerste plaats eigenaren die van hun monument houden, restauratie-architecten die zich in de opgave verdiepen, en vak mensen die het met hun handen kunnen. Een bekwame timmerman kan voor de monumentenzorg meer betekenen dan een kast vol bedrukt papier. Geurt Brinkgreve Heemschut, maart-april 1989

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1989 | | pagina 27