Bouwhistorisch onderzoek als 'onderlegger*
voor
restauratieplan
ANNEMARIE TEN CATE
Reconstructie van het straatbeeld van de Korte Nieuwstraat kort na de aanleg. Weergegeven
zijn de huizen, 6,8,10 en 12 en op de achtergrond de Pauluskerk. De gang tussen de nrs. 6 en 8
is hypothetisch (tekening R.F.E. Kipp).
Op 20 januari jl. werd erin Haarlem een symposium gehouden over Bouwhistorisch
onderzoek. Wat wordt daaronder verstaan, wat gebeurt er met de verworven gegevens
en hoe zouden deze het best verwerkt kunnen worden. Het aantal beroepsmatig werk
zame bouwhistorici groeit, hoewel de eeuwige bezuinigingen natuurhjk ook hier een
remmende werking hebben. Deze studiedag werd georganiseerd door de Nederlandse
Vereniging van Monumentenzorgers in nauwe samenwerking met de RDMZ en de ge
meentelijk monumentenzorg van Haarlem, Utrechten 's-Hertogenbosch.
Wat wordt er verstaan onder bouwhisto
risch onderzoek en wat is het nut. De ou
derdom van een gebouw, de wijzigingen
van exterieur en interieur zijn vaak slechts
cif te leiden uit de nog aanwezige bouw-
sporen en specifieke architectuurfrag
menten. Bouwhistorisch onderzoek ter
plaatse en aangevuld met archiefonder
zoek kan van groot belang zijn bij het op te
stellen restauratieplan. Vooruitlopend op
deze restauratie is het verstandig dat er
een zorgvuldige inventarisatie plaatsvindt
van nog aanwezige bouwsporen. Het
bouwhistorisch onderzoek dient dan als
'onderlegger1 voor het restauratieplan. Een
dergelijk onderzoek kan bovendien een
aanvulling zijn op de kennis over de bouw
geschiedenis in het algemeen, bouwtech
nieken en bouwmaterialen. Veelal komen
de sporen echter pas tijdens de uitvoering
aan het licht. De bouwhistoricus moet
daarom vooral in de beginfase ter plekke
zijn en de ontmanteling van het gebouw
nauwlettend volgen. Men treft bijvoor
beeld nog regelmatig achter een 19e
eeuwse gevel een middeleeuws houtske
let aan; voor het oog absoluut niet zichtbaar.
Ontmanteling
Bij de ontmanteling komen vaak de in het
verleden aangebrachte wijzigingen aan
het licht, deze kunnen bijvoorbeeld de in
deling van het gebouw beïnvloeden. De
kosten van een dergelijk onderzoek ko
men over het algemeen in aanmerking
voor subsidie; vooral natuurlijk wanneer er
sprake is van een (bouw)historisch inte
ressant bouwwerk. Het onderzoek dient
echter nauwkeurig vastgelegd te worden
in de vorm van foto's, tekeningen en op
schrift, opdat er lering uit getrokken kan
worden. Uit tijdgebrek, maar ook vaak om
financiële redenen, schiet dit laatste er he
laas maar al te vaak bij in.
Schatgraverscomplex
De lezingen voor de middag waren van
theoretische aard, terwijl de toehoorders
's middags werden overspoeld met voor
beelden, dia's en 'onderricht in vogel
vlucht'.
De eerste spreker, prof. dr. ir. R.
Meischke, hield een wat sceptisch betoog.
Hij spreekt zijn verontwaardiging uit over
het feit dat de kranten onlangs bol stonden
over het stukje muur dat in Den Haag werd
opgegraven op de plek waar het nieuwe
stadhuis van Meier moet komen. "Waarom
haalt deze muur de pers, en wij niet?', al
dus Meischke. Het heeft volgens hem te
maken met het oude schatgraverscom
plex; de interesse voor het mysterieuze,
voor het ongrijpbare beeld. Terzijde me
moreert hij de prachtige 17e eeuwse be
bouwing, die rond 1900 nog bijna gaaf op
deze plek te aanschouwen was en die zon
der enige vorm van documentatie voor
eeuwig verloren is gegaan. Meischke is
echter van mening dat men onvoldoende
gebruik maakt van verricht onderzoek en
documentatie (tekeningen, foto's, verslag
geving enz.). Objectgericht onderzoek is
betrekkelijk, slecht publiceerbaar, raakt in
de vergetelheid en verdwijnt maar al te
vaak onvindbaar in de archieven. Gege
vens moeten binnen een veel groter on
derzoek, bijvoorbeeld thematisch, vastge
legd worden. 'Zoek gave objecten en pro
beer geen onnodige tijdrovende en moei
lijke puzzels op te lossen', aldus Meischke.
Breng gegevens over materiaal, bewo
ners, type woningen, omgeving enz. bijeen
en probeer uit al die gegevens de grote
lijnen te destilleren. Als voorbeeld geeft
hij: Waarom werd er in Amsterdam zo
lang, tot ca. 1600, met behulp van houtske-
letten gebouwd? Is Noord-Holland een ty
pisch houtskelet-provincie of komt het op
dezelfde wijze ook in andere provincies
voor? Zo zijn er vele vragen, die met elkaar
in verband gebracht zouden kunnen wor
den. 'Het is zaak dat documentatie nu ge
documenteerd wordt,' d.w.z. dat gedaan
onderzoek degelijk afgesloten wordt, dat
er conclusies getrokken worden. Dat de
boel niet meer opgeruimd wordt, zonder
tot enig nut te hebben gediend c.q. te kun
nen dienen.
Meetstok
De volgende spreker drs. ing. D. J. de
Vries (RDMZ) deed verwoede pogingen
de pessimistische woorden van Meischke
wat te relativeren. Bouwhistorisch onder
zoek is en blijft van belang. Allereerst
m.b.t. kennisoverdracht, maar ook bijvoor
beeld om sloop of dreigende sloop in de
publiciteit te brengen, hetgeen menig keer
tot behoud heeft geleid. Als ideaal ziet hij
een totaalregister van monumenten met
daarin verwijzingen naar diverse vind
plaatsen. De Vries vertelde vervolgens het
een en ander over hulpmiddelen bij bouw
historisch onderzoek, zoals de veldpanto-
graaf (voor nauwkeuriger opmetingen),
het kostbare fotogrammetrische onder
zoek en geo-electrische (ondergrondse)
weerstandmeting. Hij toonde hierbij de
nieuwste snufjes op dit gebied: een meet
stok waarop metingen direct afleesbaar
zijn en waarbij men bovendien de meet
waarden in een uitneembaar geheugen
kan opslaan. Via een computerprogramma
(bijv. Cadcam) kunnen deze gegevens
later uitgewerkt worden. Zou dit beteke
nen dat tekenblok en tekeninkt in de toe
komst overbodig zouden zijn? Voorlopig
niet want ook deze prachtstok heeft be
perkingen.
14
Heemschut, maart-april 1989