De stad van de toekomst voor iedereen STUDIEDAG LEO VAN DERMEULEN We zullen bij een zinnige planning van de toekomst moeten kunnen beschikken over een gedegen kennis van het verleden. Een samenleving kan het zich nog wel permitteren een monument aan zijn lot over te laten, de toekomst echter daar kunnen we niet omheen. tegelijk belicht worden blijft het nemen van infra-structurele beslissingen wat het nu nog vaak is: schieten op bewegende doelen! Onderzoek, zelfonderzoek ook, naar de mate waarin de stedelijke bestuurders van morgen bereid en in staat zijn 'klantge richt' te denken en zich ook zo op te stel len. De burger dient het gevoel te hebben dat de stedelijke overheid voor zijn wen sen en klachten openstaat aldus prof. A. Korsten. De stedelijke burocratie zal zich moeten heroriënteren en bezinnen op haar taak. Niet het handhaven van haar eigen ondoorzichtige en vaak inefficiënte struc tuur, maar een dienstbare opstelling naar de bewoners dient centraal te staan. Het volgende betoog door prof. Th. Guf- fens haakte hierop in door de positie van de minderheden in de stad van de toe- De St. Paul's in Londen, omringd en geïsoleerd door beton en moderne architectuur voor o.a de kroonprins van Engeland prins Charles een bron van ergernis Zulke tegenstrijdige geluiden waren op 10 juni j.1. in de Markiezenhof te horen in res pectievelijk inleiding en afsluiting van de conferentie 'De stad van de toekomst', ge organiseerd door de Permanente Confe rentie voor de Europese Stadsvernieuwing i.s.m. de K.U. Nijmegen en de gemeente Bergen op Zoom. De eerste spreker, dr. Nico Nelissen, maakte gewag van de hernieuwde posi tieve belangstelling voor de stad. Haar toe komst echter blijkt minder maakbaar te zijn dan eerst voor mogelijk werd gehou den. In het ruimtelijk denken over de stad lijken de visies elkaar steeds sneller op te volgen. Op dit moment overheerst het den ken in grote, prestigieuze en dus dure pro jecten, ook in de kleinere steden. De vraag is of die nu wel zo gediend zijn met derge lijke bouwwerken. Een andere vraag, die ook opdook in de tweede lezing door dr. A. Assen, is hoe en of we in staat zijn een tweedeling in de stad te voorkomen. Een stad uiteenvallend in een chique grootstedelijk centrum, met allerlei woon-, werk-, en vermaaksmoge- lijkheden voor de beter gesitueerden en grauwe, eentonige buitenwijken voor de minder geslaagden. Tevens moeten be stuurders niet te snel in willen spelen op trends, die veel korter blijken te bestaan dan de stedebouwkundige ingrepen die ze oproepen. Bestuurders zouden zich meer in contact moeten treden met weten schappers en voor de lange-termijnplan- ning meer van hun gegevens gebruik moeten maken. Gedegen onderzoek in deze sfeer, daar schort het nogal eens aan, zo betoogde prof M. Anselin. Een en ander heeft met name op infrastructureel niveau tot gevolg dat de effecten van bepaalde beslissingen slecht te overzien zijn. Een berucht voor beeld is de toename van het aantal files, en de verlenging in reistijd van het woon werkverkeer, ondanks de uitbreiding van het wegennet. Als de zaken in de voorbe reidende fase niet van meerdere kanten komst aan de orde te stellen. Momenteel staat de minderheden-zorg aan alle kanten op de tocht en dreigen leden van be paalde groepen in een achtergestelde en zelfs geïsoleerde positie terecht te komen. Om deze negatieve tendens om te buigen deed de inleider een aantal aanbevelin gen. Allereerst hoort een minderhedenbe leid gebaseerd te zijn op de Rechten van de Mens en niet op de staatsboekhouding, tevens dienen de nationale regeringen hun stad von de toekomst WlCO 26 Heemschut, september-oktober 1988

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1988 | | pagina 26