Ook Groningen verloor al veel stations m STA TIONSARCHITEKTUUR SUZAN DE BOER SAP Heemschut zet zich in voor behoud station Hoogezand-Sappemeer Het boekje 'Spoorwegen in Groningen'besloot ik destijds met de mededeling, dat er voor de ware speurder nog heel wat te bewonderen valt in de provincie Groningen, aan gebouwen, seinhuizen, spoordijken en wat dies meer zij. Voordat ik er dieper op in ga wat er feitelijk nog valt te zien aan spoorwegobjecten, eerst iets over het ontstaan van de spoorwegen in Nederland en Groningen in het bijzonder. Voor Nederland begon de spoorwegge schiedenis in 1839, met de spoorverbin ding tussen Amsterdam en Haarlem. In 1860 nam de overheid de spoorwegaanleg ter hand, waartoe de Maatschappij tot Ex ploitatie van Staatsspoorwegen (SS) werd opgericht. Groningen kreeg in 1866 haar verbinding met Leeuwarden, en niet veel later werd het spoor vanuit Zwolle doorge trokken naar Groningen, waardoor het Westen beter bereikbaar werd. De aanleg van het baanvak Groningen-Winschoten (1868) en van de aansluiting naar Duitsland (via Nieuwe Schans), alsmede van de lijn Groningen-Delfzijl (\8S4), waren ook nog van staatswege; daarna namen lokaal spoorwegmaatschappijen de aanleg over. In Groningen waren dat: de Groninger Lo- caal-Spoorwegmaatschappij (GLS), de Spoorwegmaatschappij Woldjerspoorweg en Stoomtramwegen in Midden- en Noor delijk Groningen (WESTIG), de Noord- Ooster-Locaal-Spoorwegmaatschappij (NOLS), en de Groningsch-Drentsche Spoorwegmaatschappij Stadskanaal- Ter Apel-Rijksgrens (STAR). Aan het nieuwe type gebouw, het sta tion, werden speciale eisen gesteld. Wa ren het in het begin van de spoorwegen nog primitieve optrekjes, later gingen de particuliere spoorwegmaatschappijen en ook Staatsspoor steeds meer aandacht be steden aan de representativiteit van 'hun' gebouwen. Het vorige station van de stad Gronin gen (1866) nam een aparte plaats in. Daar Groningen toen nog een vestingstad was en er op de strook land rond de stad alleen tijdelijke gebouwtjes mochten staan, was het een eenvoudig houten vakwerk-ge- bouw. De woning van de stationschef stond er tegenover, daar waar tegenwoor dig het Peerd van Ome Loeks staat. In 1876, na de opheffing van de vesting, werd besloten tot de bouw van een nieuw station, dat de grandeur had van een sta tion in een belangrijke stad. Dit was de periode van de grote monumentale stati ons; het door J. Gosschalk ontworpen ge bouw dat in 1896 gereed kwam, doet zeker niet onder (behalve dan in omvang) voor het Centraal Station in Amsterdam. Het hoofdstation van Groningen staat op de Rijksmonumentenlijst. Na overleg tus sen overheid en de NS werden in 1974 20 stations op de monumentenlijst gezet, en zo voor het nageslacht bewaard. Later kwamen daar nog twee bij op de aanvul lende monumentenlijst: Leeuwarden en Horst-Seenum. Behalve hoofdstation Gro ningen, stond Appingedam (1884) op deze lijst. Door treuzelen van de gemeente en brandstichting, werd alsnog tot sloop over gegaan. Intussen gaan in het kader van de nieuwe wetgeving ook de gemeenten over tot plaatsing van oude stations op gemeen telijke monumentenlijsten. Daarmee is het Hoofdstation Groningen: de beide vleugels zijn voorzien van een hoge galerij met bijzondere driebogen. (foto Rijksarchief Groningen) Hoofdstation Groningen: de restauratie in de oude wachtkamer eerste klasse, (foto Martin van Thiel) probleem van het behoud van bouwkun dig en historisch belangrijke, niet op mo numentenlijsten staande, gebouwen nog niet opgelost. Er is al veel verloren ge gaan. Maar de Nederlandse Spoorwegen hebben hun beleid versoepeld en erken nen zelfs dat er in het verleden nogal wat gebouwen onnodig zijn afgebroken. Ge bleken is dat als goede bestemmingen ge vonden kunnen worden voor gebouwen of gedeelten van gebouwen die NS zelf niet meer nodig heeft, het ook beslist niet duur der hoeft te zijn een gebouw te restaureren dan het af te breken en te vervangen. Ver vanging betekent in kleinere plaatsen bijna altijd dat er een eenvoudige abri wordt gebouwd die nadelig werkt op de belevingswaarde van station en stations omgeving en dus ongunstig is voor de klandizie van de Nederlandse Spoorwe gen. De meeste lokale spoorlijnen zijn tijdens of vlak na de Tweede Wereldoorlog opge heven. Op de lijnen Groningen-Leeuwar- den, Groningen-Roodeschool en Gronin- gen-Delfzijl rijden dieselhydraulische treintjes (de zog. Wadlopertjes). De bevei liging van deze lijnen is geheel automa tisch. De oorspronkelijke stationnetjes zijn veelal vervangen door stalen abri's. Alleen die van Baflo, Delfzijl en Loppersum zijn behouden. Baflo is een typisch GLS-station (1893), waarop het Engelse villadorp-sta tion zijn invloed heeft doen gelden. Delfzijl heeft 'type 2' van de meer gevarieerdere stationsontwerpen van SS na 1880. Langs het spoor naar Nieuwe Schans staan nog de oorspronkelijke armseinen. Doch ook deze lijn moet vóór 1990 geauto matiseerd worden. Die seinpalen vinden wel een plekje in de achtertuin van verza melaars, maar een aantal van de stations 40 Heemschut, maart-april 1988

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1988 | | pagina 40