gegroeide structuur van wat men onder
handen gaat nemen.
De ene omvat het onderzoek naar de
cultuurhistorische wording van een streek,
waarbij gelet wordt op geomorfologie,
prehistorie, geschiedenis van de ontgin
ning en het ontstaan van de gebouwde om
geving.
De tweede inventarisatie, waar we het
hier verder over zullen hebben, behelst de
afzonderlijke onderdelen die samen die
gebouwde omgeving vormen. Behalve in
het oude cultuurlandschap Westerwolde
heeft zo'n registratie daar nooit plaatsge
had, op een enkel object als een kerk na.
Daarom is er gekozen voor een brede aan
pak, waarbij naar verhouding veel objec
ten worden opgenomen. Van sommige is
duidelijk dat ze zo karakteristiek zijn voor
een periode of maatschappelijk verschijn
sel dat ze, mocht het tot bescherming ko
men, daarvoor zeker in aanmerking zou
den komen. Veel objecten zijn echter al
lereerst elementen in een groter geheel,
'beeldbepalend' dus, zoals dat bij be
schermde stads- en dorpsgezichten heet.
Daarnaast worden ook bruggen en sluizen
opgenomen en restanten van vroegere en
soms nog bestaande industriële activiteit;
de strokartonfabrieken zijn inmiddels ge
heel verdwenen, de aardappelmeelindus-
trie, een ander traditioneel veenkoloniaal
verschijnsel, is beperkt tot nog slechts en
kele produktiecentra. Zo worden in elke
streek karakteristieke elementen geregi
streerd, waardoor het uiteindelijke resul
taat, veel meer dan een monumentenin
ventarisatie, een visuele documentatie is
van de historische wording van de ver
schillende deelgebieden.
De bevindingen van de twee daartoe
aangestelde inventarisatoren worden be
sproken met een begeleidingscommissie
waarin voors en tegens van opneming
worden afgewogen. Ondubbelzinnige
maatstaven blijken daarbij vaak niet te
hanteren. Het gaat om sterk uiteenlopende
factoren als architectonische kwaliteit, his
torische betekenis en beeldbepalende
functie. De per deelgebied gepubliceerde
rapporten openen met een korte inleiding
over de geschiedenis van de streek en de
gevolgde werkwijze. Daama wórden de
objecten in beknopte beschrijvingen ge
presenteerd, telkens met verwijzing naar
de bijgevoegde kaarten, waarop elk ob
ject afzonderlijk is genummerd. Daarnaast
wordt een zo groot mogelijk aantal afbeel
dingen opgenomen. Het is geblëken dat er
vooral ook vanwege dat rijke illustratiema
teriaal voor de rapporten bij de bevolking
veel belangstelling bestaat. Daarmee lijkt
een eerste effect van de hele onderneming
bereikt: een brede bewustwording van de
karakteristieke landschappelijke, stede-
bouwkundige en architectonische eigen
schappen van een gebied dat meestal als
lelijk en oninteressant wordt afgedaan.
Project in 1990 voltooid
Was de 'registratie cultuurhistorisch waar
devolle objecten', zoals het project offici
eel heet, in aanleg opgezet om bij de her
inrichting ook de cultuurhistorische aspec
ten tot hun recht te laten komen in het hele
proces van ontwerpen, beslissen en uit
voeren, na verloop van tijd bleken ook ge
meenten in de rapporten een welkome lei
draad te vinden voor een beleid dat zorg
vuldiger dan in het verleden veelal gebrui
kelijk was met de gebouwde omgeving
om wil gaan. Toen het werk na de verschij
ning van rapporten over Oude én Nieuwe
Pekela, Stadskanaal en de gemeenten
Hoogezand-Sappemeer, Oosterbroek,
Muntendam, Meeden en Veendam onge
veer halverwege was gekomen bleek er
door de bezuinigingen die ook de herin
richting troffen, geen geld meer uit dit
fonds beschikbaar te zijn. Gelukkig waren
de nog niet onderzochte gemeenten be
reid om met steun van de provincie Gro
ningen hun deelgebied te financieren, zo
dat het werk voortgang kon vinden. Deze
gemeenten zullen dan ook over het volle
dige fotomateriaal en de beschrijvingen
kunnen beschikken, waarvoor in de rap
porten maar beperkte ruimte is. Naar ver
wachting zal het gehele project, waarmee
in 1981 werd begonnen, omstreeks 1990
zijn voltooid.
Eerst de laatste jaren beseft men wat er
in de jaren zestig en zeventig door groot
scheepse dempingen, ondoordachte sloop
en geforceerde modernisering verloren is
gegaan. De inventarisatie kan en mag niet
tot doel hebben de huidige toestand te
fixeren - die is daarvoor op tal van plaat
sen ook veel te onbevredigend, zowel wat
infrastructuur betreft als stedebouwkun-
dige en architectonische identiteit. Wel
hebben nu ook gemeenten voor het eerst
een overzicht van hun karakteristieke ver
schijningsvormen, zodat de noodzakelijke
ingrepen met meer overleg en verstand
van zaken tot stand kunnen komen. Dat
komt niet uitsluitend het behoud van histo
rische situaties ten goede, ook de kwaliteit
van nieuwe initiatieven kan er alleen maar
door winnen.
Een van de opgaven voor de komende
jaren wordt nu het voor de herinrichting
verrichte werk te laten aansluiten op het
hierboven al vermelde monumenten In
ventarisatie Project van de rijksoverheid.
Meer dan de registratie ten behoeve van
de herinrichting is dat project gericht op
uitgebreide documentatie en beschrijving
van de objecten. Naar mag worden aange
nomen zullen die in dat geval dan ook ge
ringer in aantal zijn.
Boerderij te Tripscompagnie van omstreeks 1910 (foto E. Degenhart Drenth)
Voormalig tolhuis te Oude Pekela (foto E. De
genhart Drenth)
Kapiteinswoning te Nieuwe Pekela uit het
midden van de 19e eeuw (foto E. Degenhart
Drenth)
Kees van der Ploeg is kunsthistoricus en
lid van de provinciale commissie Heem
schut Groningen.
Heemschut, maart-april 1988 25