Het Veenkoloniaal Museum MUSEA E. DE JONGE In Veendam presenteert het Veenkoloniaal Museum het verhaal van de Groninger Veen koloniën. Het is het verhaal van vervening, scheepsvaart, landbouw, industrie en handel. Vijf thema's die een belangrijk bestanddeel vormen van de geschiedenis van dit gebied. Het Winkler Prins Gebouw, het nieuwe onderkomen van het Veenkoloniaal Museum Het verhaal begint aan het einde van de zestiende eeuw toen de stad Groningen een systematische afgraving van het grote gebied (een deel van het Bourtanger Moor), dat zich ten zuidoosten van de stad uitstrekte, ter hand nam. Hoe de vervening gebeurde is op de voet te volgen in de permanente tentoonstelling. Er zijn onder andere gereedschappen, foto's, landkaar ten en maquettes te zien. Karakteristiek voor het Veenkoloniale landschap zijn de kanalen. Oorspronkelijk hadden de kanalen twee functies: ten eer ste de ontwatering van het veen en ten tweede het vervoer van de turf. Later ble ken ze van groot nut te zijn voor de scheepvaart, in het bijzonder de zeevaart. Deze zeevaart kwam voort uit de turfvaart, die al in een vroeg stadium gericht was op havens in onder andere Duitsland en Scan dinavië. Mede door het wijdvertakte kana- lenstelsel konden Veenkoloniale dorpen als Veendam, Oude Pekela en Hoogezand uitgroeien tot zeehavens van formaat. Rond 1850 was bijna de helft van het aantal geregistreerde zeeschepen in ons land af komstig uit de Groninger Veenkoloniën. Groninger tjalken en kofschepen trof men aan in alle Europese havens. Dit resul teerde zelfs in een zeevaartschool in Veen dam. Het Veenkoloniaal Museum bewaart allerlei scheepvaart- en scheepsbouwob- jecten die herinneren aan die tijd. Voor de geschiedenis van de scheeps bouw in de Groninger Veenkoloniën moet nog gewezen worden op de Museumwerf Wolthuis te Sappemeer, die nauw gelieerd is aan het Veenkoloniaal Museum. Deze werf is in Sappemeer gelegen op een krui sing van het voormalige Winschoterdiep en het Borgercompagniesterdiep, een his torische plaats waar 300 jaar geleden al schepen werden gebouwd en gerepa reerd. De werf bestaat uit een dwarshel- ling met 'snikke' (benaming van een schip dat in vroeger tijden werd gebruikt ten be hoeve van een lijndienst voor personen vervoer) en een hellingschuur. Het huidige interieur dateert uit het begin van deze eeuw. De museumwerf is geen museum in de traditionele zin, maar dankzij demon straties een levende werkplaats., Schappen in het winkeltje van het museum. Het winkeltje dateert uit het begin van deze eeuw. Terug naar het museum in Veendam. Na de vervening kwam, zoals algemeen wordt aangenomen, de landbouw en de daarop volgende landbouwindustrie. Het museum presenteert, wat de landbouw en haar in dustrie (de aardappelmeel- en strokarton industrie) betreft, foto's, werktuigen en on der andere een miniatuur model van een strokartonfabriek. Op dit model kan het hele productieproces, in vol bedrijf en aangedreven door een motor die ooit dienst deed in een 'echte' strokartonfa briek, worden gevolgd. Voor de Veenkoloniale handel en negotie is een aparte zaal ingericht, waar men on der andere kennis kan maken mét de 'kiepkerel' en de scheepsjager. Ook zijn er een klein café, met houten tapkast, en het interieur van een dorpswinkeltje, van rond de eeuwwisseling, te bezichtigen. Museum verhuist In het jubileumjaar zal, als alles volgens plan verloopt, een nieuw Veenkoloniaal Museum worden geopend. Vooral de laatste jaren was de collectie van het mu seum snel gegroeid, en het huidige onder komen, de zaal boven de plaatselijke bi bliotheek, bleek steeds ongeschikter om het museum ook in de toekomst van dienst te kunnen zijn. Hoewel het gebouw, waarin bibiotheek en museum gevestigd zijn aan de Kerkstraat, historisch gezien van grote waarde is (in de negentiende eeuw was daarin de zeevaartschool gevestigd), is het museum toch blij dat ze zal gaan verhuizen naar 'de oude HBS', het zogenaamde Wink ler Prinsgebouw. Dit gebouw is genoemd naar Anthony Winkler Prins, in heel Ne derland bekend door de uitgave van zijn Winkler Prinsencyclopedie. In de periode dat Winkler Prins in Veendam woonde was hij betrokken bij de oprichting van de Hogere Burgerschool. De school is afgebouwd in 1911, en ver schillende facetten van de zogenaamde Palladio-stijl zijn in de architectuur ver werkt. Door de toekomstige vestiging van het museum in het gebouw dreigt gelukkig geen gevaar voor afbraak van dit monu mentale pand. Door deze gang van zaken krijgt het museum de kans om het verhaal van de Groninger Veenkoloniën op een meer uitgebreide en creatieve manier vorm te geven. Er zal dan onder andere ook aandacht worden besteed aan: de prehistorie, de periode van de veengroei en ontwikkelingen in de eerste helft van de twintigste eeuw. Toekomstig onder zoek zal uitsluitsel moeten geven over een preciezere invulling van het verhaal. Het museum draait op dit moment volledig op een groep vrijwilligers, grotendeels vakbekwame museummedewerkers die op een gemotiveerde wijze aan het werk zijn. De blik is nu vooral gericht op de in richting van het nieuwe museum en daarom wordt veel aandacht besteed aan inventarisatie, restauratie en conservering. Daarnaast wordt geprobeerd het overige museale werk, zoals rondleidingen, histo rische filmmiddagen en onderzoeksbege- leiding, normaal doorgang te laten vinden. Voor het museum ligt een belangrijke taak op het gebied van de educatie. Scholen kunnen steeds rekenen op een goede be geleiding, en onderwijsprojecten op het gebied van de regionale geschiedenis kunnen in overleg met het museum wor den opgezet. Vaak gebeurt dit in samen werking met schooladvies- en begelei dingsdiensten of het sociaal-cultureel werk. Drs. E. de Jonge is conservator a.i. van het Veenkoloniaal Museum Adressen: Veenkoloniaal Museum, Kerkstraat 18, 9641 AR Veendam, tel. 05987-16393, open: gehele jaar zondag t/m vrijdag, 14.00-17.00 uur. Voor groepen op afspraak ook andere tijden mogelijk. Museumwerf Wolthuis, Noorderstraat 308, 9611 AH Sappemeer, tel. zie museum, open: 1 april - 1 oktober, eerste zaterdag van de maand 10.00-16.00 uur, donderdag 17.30-19.30 uur. Voor groepen op afspraak ook andere tijden mogelijk. Heemschut, maart-april 1988 23

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1988 | | pagina 23