voor de Monumentenzorg aan toege
voegd. Aannemer Huurman uit Delft
voerde de restauratie uit. Booij begon op
zijn vierentwintigste als opzichter en teke
naar in dienst van De Wilde, kreeg toen
het werk eenmaal begon te lopen de totale
leiding. In de loop der jaren overleed de
ene na de andere architekt, Booij over
leefde ze allemaal en is de enige die het
project van begin tot eind heeft meege
maakt, waarbij hij het voordeel had van
zijn leeflijd. Zo werd het Markiezenhof zijn
levenswerk. Hij gooide zich er helemaal in,
zoals ook in een interview met hem 'de
stukken er vanaf vliegen'. Een zeer betrok
ken man, getogen in Bergen op Zoom, mij
en passant wijzend op de eveneens on
langs voltooide restauratie van de Sint Ger-
trudiskerk in deze stad.
Op mijn vraag wat zijn grootste pro
bleem tijdens de restauratie was geeft hij
antwoord (je kon geen greep krijgen op
het werkschema), in één moeite plaats ne
mend op de stoel van de interviewer: 'ik
wou dat je gevraagd had wat de meest
markante dingen waren waar je helemaal
gek van werd?' En dat wil ik natuurlijk óók
weten. Booij vertelt, dat hij was gefasci
neerd door de prachtige slanke achtkante
toren, die eeuwenlang een van de hoeken
van de grote binnenplaats had gemar
keerd, maar in de 18e eeuw afgebroken
was tot op dak-niveau, Met behulp van een
gravure en een prospect vanaf de Ooster-
schelde was de toren 'tot op de centimeter'
te reconstrueren. Wat Booij ook sterk be-
zig hield: de stenen spiltrappen in de to
rens waren in de loop der jaren door de
militairen weggenomen. Gelukkig stuitte
men op enkele opmeettekeningen, ver
vaardigd juist voordat ze nogal rigoureus
gingen ingrijpen. En zo konden ook de
trappen gereconstrueerd worden. De al
genoemde Christoffelschouwuit 1522 be
vond zich in bijna puntgave toestand in het
Bergen op Zoomse stadhuis. Maar hij
hoorde in het Markiezenhof, in de grote
hofzaal. En daar is het kunstwerk opnieuw
te bewonderen. Enkelen waren niet zo
voor de verhuizing, maar directeur
Meischke van Monumentenzorg wist het
met succes te bepleiten.
Louis XlV-gevel
Met de Louis XlV-gevel waren de militai
ren wreed omgesprongen. De ramen wa
ren aan de onderkant afgezaagd en dicht
gemetseld: er was behoefte aan een borst
wering. Tijdens de restauratie werd de
achttiende eeuwse situatie weer in ere
hersteld.
Ook een geheel nieuw gebouw werd op
het terrein opgetrokken, op de plaats waar
vorige eeuw een stuk van het complex was
afgebroken. De nieuwbouw was nodig,
omdat er anders te weinig ruimte zou zijn
voor de geplande bibliotheek. Het ge
beurde met modeme middelen: beton-
vloeren, liften, enz. Alleen aan de buiten
kant kreeg het pand een historiserend
vliesje, afgestemd op de stijl van de ove
rige gebouwen. Wat mij betreft het minst
geslaagde deel van de operatie. Wel ont
stond op die manier een bouwmassa, zon
der welke twee binnentuinen gedrochten
waren geworden.
Maar al met al is er heel wat gerecon
strueerd. Aanvankelijk gaf dat bijna geen
problemen. Maar na 10-15 jaar barstte de
discussie hierover in Nederland los. Er
volgden gesprekken met Monumenten
zorg. Maar de reconstructies gingen door.
Men koos daarvoor uiteindelijk om de
eenmaal ingeslagen weg niet te verstoren.
De heer Booy constateert overigens een
tegentrijdigheid in het beleid contra re
construeren: 'Er wordt de laatste tien jaar
ontzettend geageerd tegen reconstrueren,
maar naar mijn mening is er desondanks
toch veel gereconstrueerd in deze peri
ode!' Hij noemt een aantal voorbeelden.
Stadhuis Dordrecht. Schielandhuis Rotter
dam. Markiezenhof. Het Loo.
Een monument krijgt weliswaar van alle
kanten restauratiesubsidies. Dat neemt
niet weg, dat de gemeente Bergen op
Zoom nog altijd voor 20 procent van de
kosten zelf op moest draaien. Dat is zonder
grote problemen gegaan. De gemeente
kon dat doen in de verwachting de stad
met een monument van de eerste orde te
verrijken. Toch is dat maar ten dele waar.
Dat het Markiezenhof het pronkstuk van
de stad zou worden zie je niet in het begin,
dat zie je pas op het laatst. Daar komt nog
iets bij. De militairen lieten het gebouw in
1957 volstrekt leeg achter. Er bleef geen
stoel, geen kast, geen schilderij achter.
Aan de gemeente bleef dus de taak alles
geheel opnieuw in te richten. Bovendien
moest en moet het gebouw geëxploiteerd
en onderhouden worden, ook dat is geen
kleinigheid. Alleen het onderhoud van da
ken, goten, riolering plus schilderwerk
kost zo'n 2 Vz ton per jaar. Het komt alle
maal ten laste van de gemeente. 'Er vindt
overheveling van restauratiesubsidies
naar onderhoudssubsidies plaats,' zegt
Booy, tegenwoordig in dienst van de ge
meente, 'maar dat geldt niet voor pu
bliekrechtelijke lichamen. Dat vind ik on
redelijk. Waarom komt wel een kerkbe
stuur, een stichting in aanmerking voor on-
derhoudssubsidie, en niet een gemeente
bestuur?'
'Het wordt een monument van nationaal
belang genoemd,' zegt W. Blok, conserva
tor van het in het Markiezenhof gevestigde
gemeentemuseum, 'maar de belangstel
ling van andere overheden is opgehouden
met het slot van de restauratie. Bergen op
Zoom is nu een gemeente met een cultu
reel waterhoofd.'
Gemeentemuseum
Het gemeentemuseum is de belangrijkste
gebruiker van het gebouw. Het bevat de
volgende collecties: het nationaal kermis-
museum, een grote verzameling aarde
werk, een belangrijke kernverzameling
kunst en kunstnijverheid van locale kun
stenaars, een belangrijke collectie proces
siemateriaal. En er zijn 18e-eeuwse stijlka
mers. De omgeving is zeker inspirerend.
'Ik wil geen enkel museumstuk te kort
doen,' zegt Blok, 'maar je zou kunnen zeg
gen dat het gebouw an sich het belangrijk
ste museumstuk is.'
Hoe bevalt het gebouw als museum? 'Er
valt redelijk goed mee te werken,' zegt hij,
'maar je kunt er niet alles mee doen. Als
we hier een kunstmuseum in zouden willen
onderbrengen, waarvoor je veel wand-
ruimte nodig hebt en een bepaald soort
verlichting, dan loopt het binnen de kort
ste keren spaak.'
Binnenhof van het complex (foto Studio Albertjoosen)
Valkhofburcht
De heer H. de Heiden, auteur van het vo
rige maand in ons blad verschenen
artikel 'De Valkhofburcht en de wens
dromen' verzoekt ons nog even te
melden, dat dit artikel uitsluitend op
persoonlijke titel is geschreven.
6
Heemschut, februari 1988