Beschermde gezichten in Friesland MONUMENTENBELEID HILDEVAN DERIEST Deel van het beschermde stadsgezicht van Harlingen (foto H. v.d. lest) In opdracht van de provincie Friesland peilde onze medewerkster Hilde van der lest gedurende de periode november 1986 t/m april 1987, de stand van zaken - en de voorbereiding op de komende ontwikkelingen - op het terrein van de monumentenzorg. De nadruk lag op de beschermde stads- en dorpsgezichten van 22 gemeenten in Fries land. De resultaten laten zien dat er wel zeer grote verschillen in de gemeentelijke zorg voor het culturele erfgoed bestaat. Friesland scoort met een totaal van 53 be schermde en beschermenswaardige ker nen, het hoogste van alle Nederlandse provincies. Dit hoge aantal vindt zijn oor zaak in de geleidelijke historische ontwik keling van Friesland met als gevolg dat hier in ruime mate de aanwezige waarde volle objecten en situaties beter bewaard zijn gebleven. Vijftien beschermde gezichten (op 1 ja nuari 1987) aangewezen en ingeschreven als beschermd stads- of dorpsgezicht, twee zijn al aangewezen, vijf zijn in proce dure en voor 31 wordt binnen 3 jaar de aanwijzings- en inschrijvingsprocedure af gerond. Deze versnelde aanwijzing (in 26 jaar 15 en in 3 jaar 38 stuks) is in gang gezet door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ). Men wil de beschrijving van de kernen afronden vóórdat het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) in Friesland in zijn geheel van start zal gaan. Hiervoor is nu eindelijk geld en personeel beschik baar gesteld. Een procedure overigens die voor een aantal Friese gemeenten nogal onver wacht zal zijn. Samen met de komende nieuwe wet op de monumentenzorg en de Rijksbijdrage Regeling Monumentenzorg, is er nog heel wat te doen voor de ge meenten op dit terrein. Decentralisatie? De decentralisatie-tendens zet door op het gebied van de stads- en dorpsver nieuwing. De wet op de stads- en dorps vernieuwing (1985) met het ingestelde pro vinciaal dorpsvemieuwingsfonds en de ei gen fonds-gemeenten geeft hiervan blijk. Bij de ontwerp wet ter vervanging van de Monumentenwet en de RRM heeft men de knoop nog niet echt door kunnen hakken. De problematiek is dan ook vrij complex. In het ontwerp is gekozen voor handha ving van de aanwijzing tot beschermd ge zicht door de ministers van WVC en VROM. De monumenten die zich binnen dit gezicht bevinden worden aan het oor deel van de gemeenten overgelaten. De gemeente hanteert haar vergunningenstel sel en kan beslissen over verbouw of amo- vering mits zij advies heeft ingewonnen van een commissie deskundigen en een eigen monumentenverordening bezit. In middels hebben 5 van de 22 gemeenten in Friesland deze verordening in voorberei ding. Geen van de ondervraagde gemeen ten had op 1 januari 1987 zo'n verordening vastgesteld. Juridisch planologische (on)mogelijkheden Het planinstrument 'beschermd stads- en dorpsgezicht' bestaat uit de aanwijzing en inschrijving als beschermd gezicht; daar aan gekoppeld is de verplichting een be- Bij de 7 gemeenten die aangaven geen enkel belang bij een monumentenverorde ning te hebben, bleken er problemen te zijn met de aanwezigheid van deskundig heid op dit terréin. Bijna alle gemeenten voorspelden een extra last op het aanwe zige personeel door deze ontwikkelingen op het terrein van de monumentenzorg. Al werd door 2/3 deel wel de vergrote toe komstige beleidsvrijheid toegejuicht. Verantwoorde decentralisatie? Of een pro vinciale taak? De RRM levert ook problemen op. Een jaar na het instellen van deze regeling was er nog steeds een gemeente die ondanks provinciale aandrang, nog niet aan de ver plichting had voldaan haar meerjarenplan Monumenten in te leveren. In de RRM wordt een reservering van geld geregeld voor elke gemeente t.b.v. de monumenten zorg. De bewoners van deze nalatige ge meente die een monument bezitten kun nen subsidie voor de restauratie voor het jaar 1990 wel vergeten. Het restauratie-budget van de RRM wordt niet zoals in de wet op de stads- en dorps vernieuwing bepaald is jaarlijks of (via de provincie Friesland) maandelijks overge maakt met een toetsing op besteding ach teraf. De toetsing door de Rijksdienst ge schiedt vóóraf, de gemeente adviseert in zake het verlenen van de restauratie-sub sidie. Decentralisatie? stemmingsplan te maken dat gericht is op het behoud van de cultuur-historische waarden van de kern. Aan dit bescher mingsplan kunnen de veranderingspro cessen getoetst worden. Dit hoeft niet te leiden tot bevriezing (al denken twee ge meenten hier anders over) maar d.m.v. een stringent bouw- en aanlegvergunning- stelsel kunnen de ontwikkelingen beter in de (gemeentelijke) hand gehouden wor den. Naast het traditionele beschermende bestemmingsplan blijkt over de mogelijk heden van het globale bestemmingsplan met uitwerkingsplannen te worden nage dacht. Een aantal gemeenten met ervaring op het gebied van de stringente bestem mingsplannen geven de voorkeur aan het globale bestemmingsplan. Als reden werd opgegeven dat het globale bestemmings plan meer flexibiliteit biedt. De stringente bepalingen van het traditionele plan blij ken in de praktijk soms toch niet uitvoer baar te zijn. Het stads- en dorpsvemieuwingsplan, de derde mogelijkheid, oefent met name aantrekkingskracht uit op de gemeenten die beschermenswaardige kernen bezit ten. Hier was de reden: 'op uitvoering ge richt'. Een naar mijn mening verheugende ontwikkeling, want alleen een stringent 'duur' bestemmingsplan is niet genoeg. De aanwijzing zelf heeft geen invloed op 10 Heemschut, februari 1988

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1988 | | pagina 10