eerst in de 19e eeuw aan de oost- en west
zijde, het z.g. Spijkerkwartier en de omge
ving van het station van de Rijnspoorweg
maatschappij, en pas later in noordoostelij
ke en noordelijke richting.
De tussenliggende parken en bossen
die zich grotendeels in handen van parti
culiere grondeigenaren bevonden zijn pas
geleidelijk door een wijs aankoopbeleid in
handen van de gemeente Arnhem geko
men. Eerst het landgoed Klarenbeek
(1886), vervolgens Sonsbeek (1899) en in
de loop van de 20e eeuw o.m. de parken
Zypendaal en Angerenstein. De parken
bezitten door hun aanleg - grootscheeps
opgezet of omgevormd in landschappelij
ke stijl - grote cultuurhistorische waarde.
Zij vormen met hun opstallen een uniek
monumentaal bezit, dat een geheel eigen
plaats inneemt binnen het monumentenbe
stand van de stad.
Hoe fundamenteel die groene monu
menten voor de Arnhemmers zelf zijn mo
ge blijken uit de in scherts en ernst ge
maakte opmerking: je kunt in Arnhem eer
der de Eusebius afbreken, dan in Sons
beek bomen omhakken. Daar zit een kern
van waarheid in, aangezien de Arnhem
mer niet gauw en zeker niet ostentatief
warm loopt voor het behoud van het stads
beeld. Wat is hiervan de oorzaak? Gebrek
aan historisch besef? Per slot van rekening
is er toch een respectabele traditie voorzo
ver het het beoefenen van de 'omgevings
geschiedenis' betreft.
Heldere beken en vrolijke valleien
In 1820 schreef de nog jeugdige Arnhem
mer Isaac Anne Nijhoff, feitelijk naar aan
leiding van een in 1814 bij de drukkerij van
zijn vader verschenen, door de kartograaf
ir. G.J. Dibbits getekende kaart van de Ve-
luwezoom, zijn 'Wandelingen in de omstre
ken der stad Arnhem'. Dit boekje dat in het
daarop volgend decennium tal van her
drukken zou beleven, gaf in kort bestek
een 'plaatsbeschrijvende en geschiedkun
dige beschouwing' van Arnhem en de Ve-
luwezoom die nog altijd lezenswaard is en
ten dele nog actueel ook. Het is een boei
end stukje 'omgevingsgeschiedenis',
waarin Romantiek en Realisme elkaar de
hand hebben gereikt.
Wat is voor de lezer de grootste ontdek
king? De historie ligt zichtbaar op straat,
en zij is goeddeels nog tastbaar ook!
Nijhoff leidde zijn lezers niet alleen rond
in de stad, waar hij op de belangrijkste
bezienswaardigheden wees, hij voerde
hen ook over de in etappes geslechte ves
tingwerken naar buiten, naar het met gol
vende korenvelden en weiden bedekte,
door heldere beken doorsneden coulis-
senlandschap, produkt van het - 's zomers
althans - op hun buitens in die 'vrolijke
valleien'wonende, dat landschap cultive
rende patriciaat.
Nijhoff opende een groter publiek de
ogen voor de historie van de eigen omge
ving en hield een krachtig pleidooi voor
de stad aan de rand van de groene zoom.
Zijn 'verhaal' heeft ongetwijfeld bijgedra
gen tot de daarop volgende ontdekking
van Arnhem, waar men tegelijkertijd
stads- èn buitenmens kon zijn.
Arnhem ging in de volgende decennia van
de 19e eeuw een grandioze bloeiperiode
tegemoet, is lang zelfs de meest explosief
groeiende stad in Nederland geweest. Het
stadsbeeld verandert diepgaand. De sin
gels vormen een kilometers-lange curve
van imposante herenhuizen rond de oude
kern, en dat in een tijd dat, de meeste ves
tingsteden nog beklemd lagen tussen mu
ren en wallen. Ook de stadskern profiteert
van die nieuwe welvaart en tuigt zich bij-
de-tijds op. Men legt het oude kleed af of
verbergt het achter gepleisterde of nieuw
opgetrokken gevels. Het oude klein-scha-
lige patroon maakt plaats voor andere ma
ten en een nieuwe vormwereld.
Nu was niet alles rozengeur. Er was ook
een keerzijde, die van de verpauperde
wijken, sloppen en stegen. Men heeft een
treffend woord voor de achter de schil van
welvaart verstopte een-kamer-gezinswo-
ningen: zij staan in de achterbuurten.
De stadsarchitect H.J. Heuvelinkheeil
met zijn in 1853 openbaar gemaakte plan
van uitleg een deel van de schrijnendste
plekken gesaneerd. Zijn plan voorzag in
nieuwbouwwijken aan de Rijnkant (de
Weerdjes, inmiddels alweer grotendeels
vervangen) en aan de oostkant in de rich
ting van het Gelders Spijker (het huidige
Spijkerkwartier).
Stadsbeeld in studie
De Spijkerbuurt is een toonbeeld van libe
rale speculatiebouw, waarop de stedelijke
overheid van destijds gezien de resultaten
maar een betrekkelijke 'grip' had. De ont
wikkeling van dit gebied met een voor
Arnhem zo significante ontwikkeling, is al
le pogingen en groeimodulen ten spijt, nog
nooit bevredigend verklaard. Dat geldt
ook voor de Arnhemse binnenstad, waar
het bouwkundig erfgoed, afgezien van de
beschrijving van de kerken en enige top-
monumenten, zoals het Presikhaafshuis en
het Petersgasthuis, niet of nauwelijks ade
quaat is bestudeerd. Voorzover er wel
bouwhistorisch onderzoek is gepleegd,
ontbreekt de publikatie daarvan. In het ar
cheologisch veld is men sinds kort ac
tiever op dit gebied, maar ook daar zijn de
middelen beperkt. Dat een nauwgezette
bestudering van de bouwhistorische ont
wikkeling van het stadshart enerzijds, en
van de 19e- en 20e-eeuwse wijken ander
zijds een hoge prioriteit heeft, wil men met
vrucht tot een reëel gemeentelijk bescher-
mingsbeleid komen, hoeft geen betoog.
Kennis is hier kracht. Het is in de huidige
Arnhemse situatie dan ook hard nodig, dat
de cultuurhistorische en architectonische
waarden worden geëtaleerd, zodat zij als
bewijslast in het geding kunnen worden
gebracht bij discussies over afbraak of be
houd. Zelfs als Arnhem binnen afzienbare
tijd met de presentatie van een gemeente
lijke monumentenlijst wat meer klaarheid
schaft inzake beschermde objecten, blijft
er een immens gevoelig gebied over. Zo
ver is men nog niet. Het architectonisch
erfgoed is vaak binnen de regelgeving
nog vogelvrij, zeker als het tot politieke
speelbal wordt dan wel als wisselgeld
wordt misbruikt. Natuurlijk kan niet alles
blijven bestaan en een monumentenstatus
krijgen. Maar toch.
Kantoor PGEM verloren
Te veel wordt opgeofferd, zonder werke
lijke discussie. Zo verliest Arnhem zonder
slag of stoot door economische pressie en
politieke hazenlegerij binnenkort het door
ir.J.H. Oosterhuis in 1938 gebouwde
hoofdkantoor van de Provinciale Gelderse
Electriciteits Maatschappij, een gaaf en
kerngezond voorbeeld van 'nieuwe zake
lijkheid', dat kan wedijveren met Dudoks
schepping (voormalig kantoor van de Ver
zekeringsmij 1845) aan het Willemsplein.
En daarbij blijft het niet. De laatste, ver
pauperde herenhuizen aan de Rijn
(Utrechtseweg), wil men prijsgeven voor
projectontwikkeling. Aan de Velperweg
Arnhems oude stadshart in vogelvlucht naar een plattegrond vanj. Blaeu uit 1649.
Heemschut, november-december 1987 9