Noten:
Disharmonie van oud en nieuw aan de nieuwe Vleeshouwerstraat, (foto W. J. Pantus)
alswel aan het onbenul van degenen, die
het 'wurgkontrakt' met het casino opstel
den en ondertekenden. Er is dan ook geen
sprake van winnaars of verliezers in de.
strijd om het behoud van de Romeinse
muur. Er zijn alléén verliezers. Daaraan
kunnen ook de vijf meter muur en de res
ten van een ter plaatste eveneens gevon
den hypocaustum of Romeinse vloerver
warming, die straks als meubelstukken er
gens in het casinogebouw een plaats zul
len krijgen, niets afdoen.
Maar gelukkig had de Waalkade nog
meer verrassingen verborgen gehouden.
Onlangs kwam onder twee op zich vrij be
tekenisloze panden het imposante bene
denste deel van de allang vergeten Stra-
tenmakerstoren te voorschijn. Aan de bin
nenzijde bleek dit middeleeuwse rondeel
uit de stadsomwalling nog geheel gaaf te
zijn. De grote mergelblokken, waaruit het
opgebouwd is, zijn voorzien van ingekras
te tekens, die op maataanduidingen wij
zen. Om ervoor te zorgen, dat na het deba
cle rond de Romeinse muur ten minste de
ze opmerkelijke vondst zichtbaar behou
den blijft, zal er nog heel wat onderhan
deld moeten worden met de projektont-
wikkelaar, die ter plaatse appartementen
in voorbereiding heeft.
Nijmegenaar zelfbewuster
Het standpunt van de Nijmeegse bevol
king, de verschillende verenigingen en in
stanties en niet in de laatste plaats van het
gemeentebestuur laat, sinds de langdurige
en grondige beraadslagingen over de toe
komst van de Romeinse muur, aan duide
lijkheid niets te wensen over. De nieuwe
benedenstad heeft de Nijmegenaar zelfbe
wust gemaakt. Dat tonen tevens de druk
bezochte openbare diskussies en forum
avonden over architektuur en stedebouw,
filmvertoningen over de oude stad, ten
toonstellingen en architektuurwandelin-
gen aan. Ook presenteert men van ver
schillende zijden studies, plannen en ont
werpen voor de toekomst van de oudere
stadsdelen.
Zo wil men eindelijk de Lange Hezel-
straat, de enige winkelstraat in de binnen
stad, die het bombardement van 1944
overleefd heeft, bevrijden van de ruimte-
verstorende stalen staketsel, met licht-
reklames, die oorspronkelijk als verfraai
ing dienden, maar uiteindelijk tot verloe
dering voerden. Dat zou de aanzet kunnen
geven tot een restauratie van de huizen,
die hier in de kern vaak tot de zestiende of
zeventiende eeuw teruggaan.
Het zou echter een al te ongenuanceer
de vaststelling zijn, dat de ontwikkelingen,
zoals die hierboven gekonstateerd wer
den, niets dan positieve kanten hebben.
Het gaat er namelijk sterk op lijken, dat
men in de euforie van het ene naar het
andere uiterste doorslaat. Zo zijn er recen
telijk plannen openbaar gemaakt om de
reeds tweehonderd jaar geleden gesloop
te Valkhofburcht weer op te bouwen (zie
daarover in het komend januarinummer)
en uit de drang van Nijmegen weer de to-
renstad te maken, zoals vóór 1944, ont
stond het ontwerp het gemeentelijk mu
seum Commanderie van Sint Jan ten koste
van de beleefbaarheid van de oude archi
tektuur en het schaarse groen in de bene
denstad uit te breiden met een modem to
rengebouw.
Dubieuze restauraties
De plannen van partikuliere monumen-
tenbezitters om hun eigendom te restaure
ren zijn in wezen toe te juichen. Maar he
laas gaat dat in de Nijmeegse praktijk vaak
samen met een verlies van een groot deel
van de te beschermen waarden. Zo mis
lukte onlangs de restauratie van een groot
pand uit het begin van de zestiende eeuw,
gelegen aan de Sint-Anthoniusplaats, jam
merlijk.5 De Stichting Stadsherstel heeft nu
plannen voor het herstel van de overige
bebouwing langs het sfeervolle pleintje,
maar als dat op dezelfde wijze geschiedt
als het herstel van een ingestort poortje in
de tuinmuur van het Cellenbroederenhuis,
laat dat niet veel goeds verwachten. Oude
kloostermoppen en kalkspecie werden
hier op ongevoelige manier vervangen
door machinale baksteen en portlandce-
ment.
De restauratie van de Sint Anthonispoort
aan de Waalkade getuigt van dezelfde al
te voortvarende aanpak. De oude kap met
een houten jukspant werd meedogenloos
vervangen door een staalkonstruktie en uit
het belendende pand werden zeven-
tiende-eeuwse balkenplafonds met inge
sneden merktekens en geprofileerde con
soles afgevoerd of achter verlaagde pla
fonds verstopt. Ook verloren huis en poort
alle oude kozijnen, maar - als troost
- keerden daarvoor imitatieluiken terug,
die als stijve planken onwrikbaar in de
muur verankerd zitten.
Bij een ander, in oorsprong zeventiende-
eeuws dubbel woonhuis aan de Oude Ha
ven, dat in de prille negentiende eeuw van
een alles gelijkmakende lijstgevel met ge
profileerde ingangspartij voorzien was,
verliep de 'restauratie' nog bedroevender:
De voorgevel werd opgemeten, vervol
gens werd het gehele pand door een bull
dozer tegen de grond gewerkt en aanslui
tend in betonsteen geheel nieuw opge
bouwd met een stralend nieuwe voor
gevel (bijna) volgens de opmetingsteke-
ning.
Dit soort praktijken heeft, de bewering
van de makelaar ten spijt, dat 'de restaura
tie onder auspiciën van Monumentenzorg'
zou zijn geschied, niet in het geringst iets
met monumentenzorg van doen. Het pand,
dat nu aan de Oude Haven staat, is vals tot
op het beton. Evenals een herbouwd
Valkhof.
Problemen als deze komen voort uit een
weliswaar warme belangstelling voor de
historisch gegroeide omgeving, echter in
kombinatie met een groot gebrek aan ken
nis, inzicht een deskundige begeleiding,
niet alleen op het ambachtelijke vlak, maar
ook met betrekking tot de ethische zijde
van het restaureren.
De problemen van de toekomst zullen
zich in Nijmegen vooral gaan koncentre-
ren op de nog gaaf aanwezige, groots op
gezette negentiende-eeuwse stadsuitleg.
Nu reeds is in opdracht van het gemeente
bestuur een studie uitgevoerd naar de mo
gelijkheid, waarop de in Nederland vrij
bijzondere stedebouwkundige struktuur
van een groot centraal plein, vanwaaruit
stervormig naar alle windrichtingen uit
valswegen waaieren, mét de karakteris
tieke 'gespeklaagde' herenhuizen van kort
voor de eeuwisseling kan doorfunktione-
ren. Hopelijk vergeet men dan ook de vele
kerken en kloosters niet, die op Nijmegen
zozeer hun stempel drukken en waarvan
het voortbestaan in vele gevallen uiterst
onzeker is.
Het wekken van belangstelling voor mo
numentenzorg lijkt de afgelopen jaren in
Nijmegen gelukt te zijn. Of men die be
langstelling ook, van de gemeentelijke bu
relen tot op het niveau van de huiseige
naar, in de toekomst zal weten te hanteren,
is nog zeer de vraag.
1) Zie Heemschut 57 (1980), Nr. 11/12, pp.
191-197.
2) Zie noot 1, p. 197.
3) Zie Heemschut 54 (1977), Nr. 9, pp. 148-
151.
4) Zie Heemschut 64 (1987), Nr. 7/8, p. 3.
enp. 17.
5) Zie Monumenten 8 (1987), Nr. 5, p. 3 en
5-10.
Heemschut, november-december 1987 17