V.l.n.r. Uitbreiding Commanderie, Sint Stevenskerk, Sint-Anthoniuspoort en Oude Haven.
den, blijkt uit de vergelijking van de pro-
dukten van twee ontwerpers. Zo hebben
de woonhuizen in het westelijk deel van de
benedenstad meer weg van nauwelijks
vermomde woningwetwoningen, zoals
men ze in iedere nieuwbouwwijk in Ne
derland kan aantreffen, dan dat ze trachten
het lang vergeten type van het stadswoon-
huis opnieuw te intertepreteren. Dat
laatste kan duidelijk gezegd worden van
de nieuwe bebouwing in het midden- en
oostelijk deel van de benedenstad, waarbij
het experiment met vorm, materiaal en
kleur minder geschuwd is.
Desondanks dreigt ook hier bijwijlen
een zekere monotonie te ontstaan, die
deels terug te voeren is op de eenzijdige
woonbestemming, maar deels ook op de
beperkingen, die het beschermd stadsge
zicht met zich meebrengt en die in een
grootschalig projekt verstikkend kunnen
werken. Het is dan ook een gelukkige om
standigheid, dat hier en daar de oude be
bouwing nog fragmentarisch overgeble
ven was en gerestaureerd kon worden.
Bovendien nam men historisch waardevol
le, gebeeldhouwde gevelstenen, die vaak
tientallen jaren in duistere depóts een ver
borgen bestaan hadden geleid, in de
nieuwbouw op, op hun oude plaats, maar
van een nieuwe polychromie voorzien. Zij
dragen nu zorg voor een zichtbare konti-
nuering van oude waarden.
Kritiek verstomde
Het meest tekenend voor het succes, dat
de herbouw van de benedenstad uiteinde
lijk geoogst heeft, is het verstommen van
de aanvankelijke kritiek op de plannen.
Men wilde 'meer kwaliteit' en ageerde te
gen het 'inpakken' in nieuwbouw van mo
numenten als de Sint Stevenskerk met haar
krans van Kannnikkenhuisje en het Brou
wers- en Besiendershuis, gewend als men
was aan het vrije zicht, dat door sloop was
ontstaan. Voor al deze monumenten geldt
echter, dat juist door de omringende
nieuwbouw hun oorspronkelijke stede-
bouwkundige context weer is hersteld en
daarmee ook de mogelijkheid om deze
monumenten weer te beleven als onder
deel van de straatwand.
Of dit laatste doel - zo het al nagestreefd
werd - bereikt is bij het Besiendershuis
aan de Nieuwe Vleeshouwerstraat, valt
overigens sterk te betwijfelen. Galerijen
met gesloten, hardblauwe panelen con
trasteren daar sterk in kleur en schaal met
de fijngelede zestiende-eeuwse baksteen
architectuur, wat ondubbelzinnig ten koste
van de laatste gaat. Voor het overige mag
gesteld worden, dat vooral de op de Bos
sche School geïnspireerde nieuwe archi-
tektuur om de een of andere reden - is het
haar enigszins gesloten, massieve en ma-
teriaalbenadrukkende vormgeving - bij
de oude Nijmeegse benedenstad past.
Dit jaar is het tien jaar geleden, dat als
eerste stap in de richting van een rehabili
tatie van de buurt een van de weinige stra
ten, die de naoorlogse sloopwoede vrijwel
gaaf overleefd hadden, de Lage Markt, bij
na pand voor pand gerestaureerd werd.3
Na een gestage stroom van bouwaktivitei-
ten is men dan nu toe aan de afronding:
Nijmegen wendt zijn gezicht weer naar de
rivier. Nadat de gemeente voor de nodige
infrastruktuur in het achterliggende ge
bied gezorgd had, maar ook de Waalkade
zelf grondig gerekonstrueerd had - al
sprak de ruimtelijke werking van de grote,
onverdeelde vlakte van kasseien, zoals die
zich vroeger vertoonde, meer tot de ver
beelding dan de overgestruktureerde,
versnipperde 'boulevard' van nu, met rij
weg, parkeerplaatsen, drempels en een
overmaat aan paaltjes, postjes en een ar
metierige waterstraal op de plaats, waar
een monumentale fontein had moeten ver
rijzen - verdrongen zich de projektontwik-
kelaars om hier, op Nijmegens 'eerste
rang', ambitieuze plannen tot uitvoering te
brengen.
Romeinse muur
Velen zullen echter, wanneer de tekenin
gen voor het toekomstige casino aan de
Waal eenmaal werkelijkheid geworden
zijn, de glitterige spiegelwanden achter
het marmeren raamwerk van een losstaan
de schermgevel - geheel in de lijn van het
Amsterdams Muziektheater - niet dan
'knarsentandend' kunnen aanschouwen.
Want voor dit prestige-objekt, dat van ge
meentewege als de belangrijkste ekono-
mische pijler van het hele Waalkade-pro-
jekt beschouwd wordt, moest een archeo
logische vondst van de eerste orde wijken:
een ca. 55 meter lange, bijna 3 meter en
soms anderhalve meter dikke, geheel uit
tufsteen opgetrokken muur met steunbe
ren, die dateert uit de Romeinse tijd.
Het was voor het eerst, dat bij modem
archeologisch onderzoek in Nederland
dergelijk omvangrijke bouwrestanten, met
gaaf opgaand werk in de techniek van het
opus caementicium, zijn blootgelegd. De
muur, bestaand uit twee schalen van zorg
vuldig behouwen en gemetselde tufsteen-
blokken, waartussen een vulling van
breuksteen en mortel, was zo goed gekon-
serveerd, dat nog zichtbaar was, hoe de
voegen tussen de steenblokken nagetrok
ken en met een rode kleurstof afgewerkt
waren.
Alles wijst erop, dat deze indrukwek
kende stenen getuige van de Romeinse
oorsprong van de stad destijds als grond-
kerende steunmuur heeft gediend, met als
bedoeling om het achterliggende, sterk
hellende terrein terrasgewijze voor be
bouwing geschikt te maken. In feite was
deze muur dan ook de vroegst bekende in
een lange, tot heden reikende traditie van
keermuren in de oude stad en een voor
ganger van het vandaag door velen ver
foeide 'GroeneBalcon', een cyklopische
keermuur, die op luttele meters afstand
hetzelfde tracé volgt.
Het was - nog pas enkele weken gele
den - niet voor het eerst, dat Nijmegen
beroofd werd van een grote, historiebela-
den hoop tufsteen. In een eerder geval
speelde geld een doorslaggevende rol en
had het stadsbestuur niet veel in de melk
te brokkelen. Nu was dat eigenlijk precies
eender. De leden van de gemeenteraad,
burgemeester en wethouders en verschil
lende geledingen in de burgerij waren
unaniem in hun oordeel, dat de Romeinse
muur van eminent belang voor de ge
schiedenis van de stad was en indien
enigszins mogelijk behouden moest blij
ven. Dat was in het verleden in kwesties
als deze wel anders. Tot het einde toe
bleef echter de vraag, waar de 2,1 miljoen
gulden vandaan moest komen, die becij
ferd werd voor een alternatief bouwplan.
Het treurig verlies van het monument is
dan ook niet zozeer aan de onwil van deze
of gene partij in de zaak toe te schrijven
Heemschut, november-december 1987 15