Het kantoorgebouw van de P.G.E.M. aan de Utrechtseweg, een perfecte, helaas te klein gewor den creatie van ér. J. H. Oosterhuis uit 1938/39. Nauwelijks gewogen, a priori te licht bevonden. staat een van de laatste kapitale villa's, de voormalige garage L.A. MoIIwillens en wetens te verkommeren. Sloop is het eni ge wat men tot op heden kon bedenken. Het creatief vermogen reikt niet verder dan het realiseren van een nieuw - waar schijnlijk jaren leegstaand - kantoorpand. Wees toch in hemelsnaam zuinig op wat nog is! Verschuiving in waardering Waardering slaat doorgaans twee genera ties over. Gebrek aan waardering en des interesse geven ruimte voor sloop en ver kwanseling. In een snel veranderende maatschappij, waarin architectuur tot ver- bruiksgoed devalueert, ondergeschikt wordt aan praktisch nut, modegevoelig heid en rentabiliteit, staat het historisch stadsbeeld onder zware druk. Dat geldt niet specifiek voor Arnhem, maar de druk doet zich hier toch wel heel sterk ge voelen. Nu kan men zeggen, dat Arnhem steeds tamelijk gevoelig was voor het nieuwe en het bestaande maar matig waardeerde, er althans niet sterk aan hechtte. Toen in 1917 leden van de Rijkscommissie voor de Mo numentenbeschrijving Arnhem inventari seerden ten behoeve van de samenstelling van een 'Voorloopige Lijst der Nederland- sche Monumenten van Geschiedenis en Kunst' viel de oogst aan karakteristiek ge achte architectuur van voor 1850 zeker voor wat betreft de woonhuizen tegen. In derdaad de meeste trap- en krulgevels, die ook Arnhem kende - topografen als Comelis Pronk en Jan de Beijer legden ze overtuigend vast - waren verdwenen. De met een rechte daklijst afgesloten fagades voor oud- èn nieuwbouw zochten eerder aansluiting bij de 18e-eeuwse patri ciërshuizen aan Bakkerstraat, Beekstraat en Mariënburg, maar dan wel met eigen tijdse vormen. Naar de in 1917 aangelegde maatstaven viel dit alles nog buiten de piste. De idee werkt altijd nog door. Men houdt zich nog steeds aan het oude stokpaard vast. Erger nog, men beweert soms nog stellig dat er niets of nauwelijks iets is in de oude stad. Anno 1987 leven we inmiddels driekwart eeuw later. De inzichten, zo mag men ver wachten, zijn drastisch veranderd. Zo niet, dan is er ergens iets mis, kijkt men ziende blind. Integratie Het gaat niet meer aan monumenten onder te brengen in een aparte categorie, zij zijn al te lang geïsoleerd gewaardeerd. Helaas dringt het snel veranderend architectuur gezicht van stad en dorp, dat door sloop, verbouwing, verkeersingrepen, onver draagbare en onverdraagzame toevoegin gen, en verwaarlozing - bewust en onbe wust - wordt geattaqueerd, het monument in een steeds eenzamer en kwetsbaarder positie. Het monument kan niet buiten de versterkende context van zijn architecto nisch en stedebouwkundig milieu. Het probleem vergt een integrale aanpak, wil niet alles ten slotte als los zand uit elkaar vallen. Revival Arnhem kent schokkende contrasten, zij zijn ten dele ook ooit zo bedoeld. Sommige kan men geslaagd achten, andere in geen enkel opzicht. Naar historisch gave gezich ten en schilderachtige plekjes moet men in Arnhem steeds meer zoeken. Is dan alles verdwenen? Welnee. De middenstand be schikt over een schat aan fagades boven de puibalken. Alleen beseft men onvol doende, dat die rijke schakering een zeer aantrekkelijk en gedifferentieerd beeld oplevert. Als men een deel van de roteren de investeringen, die nu worden verbruikt aan wegwerppuien en kaalslag van inte rieurs aan een degelijke opknapbeurt van fagades en de bovenbouw zou besteden. - als men de kapitaalvernietiging door leegstand en het daaruit voortvloeiend verval zou stoppen door daar weer een woonklimaat terug te brengen.- als men de kermisachtige vlaggenparades en ex ceptionele reclames tot aanvaardbare pro porties zou terugbrengen,kortom zich zelf wat meer respecteerde en represen teerde, zou dat wel eens kunnen leiden tot een herontdekking en 'revival'van de ou de binnenstad. De Arnhemse straten heb ben net die aangename schaal, die het ver blijf aantrekkelijk maakt. Er is nog zoveel te zien, het stadshart vormt een belevings milieu dat visueel te weinig in zijn essentie wordt uitgebuit. Elke foutieve en ongeïnte resseerde aanpak levert een aderlating op en brengt het doodbloeden dichterbij. Dat het kan, bewijst het gebied van Nieuwstad tot Bentinckstraat, waar jeugdig initiatief tot nieuw elan en regeneratie heeft geleid. En laat men toch vooral voor zichtig zijn met de aanpak van de Bakker straat. Een bron van blijvende zorg Het is duidelijk dat Arnhem met eenzelfde problematiek kampt als zovele andere grote en middelgrote monumentensteden, die door middel van een adherent beleid een wissel op de toekomst trekken. Daarnaast dienen nog een aantal speci fieke problemen te worden opgelost. Eni ge daarvan genieten een landelijke be kendheid. De Grote of Eusebiuskerk heeft een reeks van moeilijke jaren achter de rug. De Grote Kerkstoren, symbool van Arnhems herstel na de Tweede Wereld oorlog, is nog een bron van grote finan ciële en technische zorg. Aan het Duivels- huis strijden de zandstenen satyrs tegen hun door luchtverontreiniging veroorzaak te gezichtsverlies en huidziekte, en ook verder zijn er problemen die men zo kort na de restauratie van 1965-'67 niet ver wachtte. De in de na-oorlogse jaren geres taureerde monumenten doen dus weer re gelmatig van zich horen. Ook voor de minder bekende woon huismonumenten - een tot nu toe vrijwel vergeten groep - fronsen de ingewijden hun wenkbrauwen. Kortom, er was veel te doen, er is volop werk en dat zal voorlopig wel zo blijven. Veel illusies over een groot schalige aanpak hoeft men zich met de huidige financiële vooruitzichten ook niet te maken. De kunst zal zijn om een gulden Pleistergevels kent Arnhem in alle soorten en maten. Men is er zo aan gewend, dat men ze pas mist als het te laat is zoals hier het geval is met het hotel van de Vogel- en Plantentuin aan de Velperweg. 10 Heemschutt, november-december 1987

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1987 | | pagina 10