een oplossing te vinden voor het probleem
dat zowel aan de voor- als aan de achterzij
de van het perceel de rooilijn geert (zie
voor verklaring zeven regels verder). Aan
de koorzijde loste hij het probleem op
door aan de kant waar de meeste ruimte
tot zijn beschikking stond de sacristie te
plaatsen. Aan de voorzijde bracht Bleijs
enige onregelmatige ruimten aan, doordat
de fagade de rooilijn volgt die niet haaks
op de as van de kerk staat (de rooilijn
geert). De voorgevel met zijn originele to
rentjes past goed in de straatwand.
Het historische belang van de St. Cyria
cuskerk is voor wat betreft de kerkelijke
bouwkunst in Nederland groot. Bleijs' leer
ling Jan Stuyt schreef dat dit bouwwerk
'dermate in opvatting en uitvoering afweek
van wat inzake kerkebouw bij de katho
lieken toentertijd gangbare munt was, dat
die koepelkerk niet alleen zeer de aan
dacht trok, doch voor velen tot een teeken
van tegenspraak is geworden.'2 Bleijs was
geen voorstander van de neogotiek, of
juister uitgedrukt: het uitsluitend toepassen
van de gotiek voor kerken, laat staan voor
profane bouwwerken. Bleijs genoot zijn
opleiding aan de Academie van Antwer
pen, waar hem geleerd is dat elk gebouw
zijn eigen eisen stelt, hetgeen tot uiting
moet komen in de vormentaal. Zijn ideeën
W
stonden dan ook tegenover die van P. J. H.
Cuypers, die ook in Antwerpen opgeleid
was, maar zich na afstuderen alras 'be
keerde' tot de neogotiek. Mede dankzij
Cuypers' talenten als bouwmeester en de
heilige ijver waarmee Joseph A. Alber-
dingk Thijm propaganda maakte voor de
neogotiek werd deze bouwwijze na 1853
- het jaar waarin de bisschoppelijke hiërar
chie in Nederland werd hersteld - meer en
meer de uitdrukkingsvorm voor het zich
emanciperende katholieke volksdeel.
Overeenkomst en verschil
Om een goed beeld te krijgen van het ver
schil tussen de bouwwijze van Cuypers en
Bleijs, diende men zich per trein naar Am
sterdam te begeven, waar men bij aan
komst geconfronteerd wordt met Cuypers'
Centraal Station en de daar tegenover ge
legen St. Nicolaaskerk, bouwwerken die
vrijwel tegelijkertijd verrezen zijn. Het
Centraal Station is een voorbeeld van Cuy
pers' rationele bouwwijze, geënt op de go
tiek, en verrijkt met een grote dosis sym
boliek. Bleijs daarentegen werkte meer
met visuele effecten, zoals de bouwmees
ters van de barok dat ook graag deden.
Wat vormentaal betreft baseerde Bleijs
zich in de eerste plaats op de Hollandse
Renaissance. Evenals de kerk in Hoorn
past de St. Nicolaaskerk goed in het stads
beeld (zie afb. 2). Gewezen is reeds op de
gelijkenis tussen beide kerken wat silhou
et betreft. Beide kerken hebben nog meer
overeenkomsten: in beide gevallen is
sprake van een driebeukige kruisbasiliek
met boven de viering een koepel, een ge
rende rooilijn zowel aan de voor- als ach
terzijde, een cassetteplafond boven het
middenschip, stenen overwelving van de
zijbeuken en de toepassing van boogvor
mige vensters met renaissance-tracering.
De overeenkomsten zijn zelfs zo groot dat
veel schrijvers de Hoomse kerk slechts
bestempelen als voorstudie van de Sint Ni
colaaskerk. Hoewel het waar is dat Bleijs
voor het ontwerp van de Nicolaaskerk de
St. Cyriacuskerk als uitgangspunt nam (en
kon profiteren van de kennis opgedaan bij
de bouw van deze kerk), is bovengenoem
de aanduiding niet geheel terecht en bo
vendien anachronistisch.
In Hoorn had Bleijs te maken met een
perceel dat wat de voor- en achterzijde
betreft aan een vrij smalle straat gesitu
eerd was. Bleijs lijkt zijn ontwerp daarop
afgestemd te hebben. Op de bouwteke
ning zijn de torens enigszins spichtig, in de
straatwand werken zij echter goed. In Am
sterdam moest Bleijs een kerk bouwen
waarvan de voorgevel aan het Open Ha
venfront kwam te liggen, schuin tegenover
het Centraal Station. Bleijs schrijft in een
artikel in het tijdschrift De Opmerker dat
hij daar rekening mee heeft gehouden:
door zich te plaatsen op de brug te
genover het Centraalstation kan ieder
door beschouwing zich overtuigen of ik
geslaagd ben in mijn berekening der ef
fecten van details en profielen.'3 In Am
sterdam flankeren derhalve twee forse to
rens - fors in vergelijking met die van de
St. Cyriacuskerk - de voorgevel. In tegen
stelling tot de Hoomse kerk volgt in Am
sterdam de gevel de rooilijn niet. Bleijs in
troduceerde in een van zijn voorontwer
pen de even eenvoudige als knappe op
lossing: hij plaatste beide torens niet op
één lijn.
Ook voor de St. Nicolaaskerk bewerkte
en veranderde Bleijs zijn plannen zo lang
totdat het in zijn ogen ideale resultaat ver
kregen was. Zo bekroonden in vroege ont
werpen pretentieloze pyramidale spitsen
de torens. In een later ontwerp verving hij
ze door de mijns inziens veel geslaagdere
barokke torenhelmen die hij in de defini
tieve versie handhaafde. Met name deze
torenbekroningen verlenen aan de kerk
het zo fraaie levendige silhouet.
Interieurverschillen
Had Bleijs in Amsterdam met geheel ande
re problemen te kampen dan in Hoorn, wat
aan het uiterlijk van de St. Nicolaaskerk
goed is te zien, ook inwendig vertonen
beide bouwwerken verschillen. In de St.
Nicolaaskerk overheerst - en dit geldt ook
voor het exterieur - veel meer de verticaal.
Doordat Bleijs in de St. Cyriacuskerk gale
rijen aanbracht, bezit deze kerk een ande
re ruimtewerking.
Het voert te ver om op alle verschillen
- bijvoorbeeld wat betreft de plattegrond
of de architectonische behandeling van
bepaalde onderdelen - in te gaan. Resu
merend kan men stellen dat zowel de St.
Cyriacuskerk als de St. Nicolaaskerk een
belangrijke plaats in het stadsbeeld en in
het werk van Bleijs innemen. Voorts zijn ze
van groot belang voor de bestudering van
de laat- 19de eeuwse kerkelijke bouw
kunst in Nederland. Doorslaggevend voor
het voortbestaan van beide gebouwen zijn
bovenstaande argumenten echter niet. Het
meest essentiële is dat in beide gevallen
een groep liefhebbers zich beijvert voor
het behoud van de kerk en de functie
waarvoor het gebouwd is.
Noten
1 De titel van het genoemde boek luidt:
Sint Nicolaaskerk Amsterdam (uitgegeven
door Luyten te Amstelveen, 1987).
Voor een foto van de binnenkoepel van
glas-in-lood, die ooit het inwendige van de
St. Nicolaaskerk sierde, zie: Heemschut 62
(1985).
Over de kerk te Hoorn en de architect
Bleijs zal in het najaar van 1987 een uitge
breide studie van mijn hand onder de titel
De Kunst boven alles verschijnen in De
Sluitsteen, het tijdschrift van het Cuypers-
genootschap
2 Jan Stuyt, 'A. C. Bleijs, Bouwmeester 1842-
1912', Maandblad voor beeldende kunsten
2(1925), 77-78.
3 A. C. Bleijs, 'Ingezonden. Nog eens de
excursie', De Opmerker 21 (1886), 305.
De auteur studeert kunstgeschiedenis
aan de V.U. te Amsterdam.
i
Doorsneden van de St Cyriacuskerk te Hoorn, tekening uit een schetsboek van Bleijs. Opval
lend is het verschil tussen de koepel op deze tekening en die van de definitieve versie (zie afb. 1).
f
1
"4
i
j
Heemschut, september 1987
9