Volkshuisvestingscomplexen waard te blijven VOLKSWONINGBOU HILDAVAN DER IEST In het begin van deze eeuw begon men, gestimuleerd door het instellen van de Woningwet van 1901 met de bouw van volkshuisvestingscomplexen. Dit was ook het geval in de provincie Overijssel. Geïnitieerd door vooruitstrevende industriëlen en geïnspireerd door de Garden-city movement van E. Howard in Engeland kwamen in Twente een aantal opvallende wijken tot stand. In dit artikel wordt het tuindorp 'Lansink' te Hengelo en de wijk 'Pathmos' te Enschede belicht. De ontvolking van het platteland ten gun ste van de steden gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw, ging niet gepaard met een evenredige toename van de woningvoorraad. Deze zich steeds ver slechterende situatie vormde een bedrei ging voor de hygiënische omstandigheden van die tijd. Een aantal cholera- en typhus- epidemieën (1848, 1849, 1853 en 1866) was het resultaat. De veelal aanwezige angst bij de ge meentebesturen om in te grijpen op een terrein dat als een particuliere aangele genheid werd gezien, en de vrees voor het doen van uitgaven ten behoeve van de volkswoningbouw, leidden er toe dat er van overheidswege nauwelijks een bijdra ge tot het opheffen van de woningnood werd geleverd. Volkswoningbouw in de vorm van complexgewijze aanpak vond in de periode 1850 tot in de twintigste eeuw dan ook vooral plaats door de activiteiten van - aannemers en bèleggers, - woningbouwverenigingen opgericht door kerkgenootschappen en particu lieren, - woningbouwverenigingen opgericht door arbeiders, - fabrikanten en later woningbouwvereni gingen van fabrikanten. De woningwet van 1901 bevorderde de oprichting van woningbouwcorporaties doordat nu leningen van het rijk door de corporatie verkregen konden worden. Voorwaarde was wel dat deze uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam waren en als zodanig door de regering erkend. Het Lansink en Pathmos zijn beide voorbeelden van wijken die in de beginperiode van het van kracht wor den van deze wet gebouwd zijn. Het Lansink De industriële ontwikkeling van Hengelo veroorzaakt door de vestiging van o.a. de Heemafnv, nv G. Dikkers en Co, nv Hol land Signaal-apparaten en de Machinefa briek van de Gebroeders Stork en Co zorgde voor een sterke groei van het be volkingsaantal van dit esdorp. Er ontstond een chronisch tekort aan goede arbeiders- en beambtenwoningen. Al in 1868 was door C. T. Stork de 'Hengelosche Bouw vereniging' opgericht. Deze vereniging bouwde en verhuurde in de loop der jaren op verschillende plaatsen in de gemeente Hengelo woningen. De activiteiten van de vereniging bleken echter onvoldoende om de chronische woningnood op te heffen. Om deze nood zo goed mogelijk te leni gen werd besloten tot de aanleg van een geheel nieuwe wijk. Tot die tijd was de volkswoningbouw kleinschalig van aard geweest. Na meer bezoeken aan Engeland en het raadplegen van een commissie uit het personeel van de fabriek besloot C. F. Stork tot de opzet van een tuindorp. De architect Karei Muller en de tuin-architect P. Wattez zorgden voor de uitvoer van het gehele complex. Het eerste deel van de wijk kwam in de periode 1910-1916 tot stand. Winkel in tuindorp 'Lansink' aan het C.T. Stozkplein te Hengelo, (foto Hilde van der lest) Er werd een beginkapitaal gevormd waarin behalve firma Stork ook de vereni ging van het personeel van de fabriek en de beide naburige fabrieken NV Dikkers en Co en de Nederlandsche katoenspinne rij deelnamen. Het achter de fabrieken ge legen terrein van ca. 15 ha waarin de boer derij 'Het Lansink' gelegen was, werd aan gekocht. De drassige grond werd opge hoogd met grond uit een gegraven vijver op dit zelfde terrein. De wijk was ruim voorzien van voor zieningen: een hoteldiverse winkels (zie foto), scholen, een speeltuin, een tennisbaan en als klapstuk een openlucht zwembad in de gegraven vijver (zie kaart). Bij de opzet van de wijk zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: ruimte, licht, lucht en zon als reactie op de slechte hy giënische omstandigheden in de overbe volkte buurten van Hengelo. Het groen in de straten en in de tuinen van de huizen speelt een centrale rol. De bouw en de groepering van de huizen is zo afwisse lend mogelijk gebeurd. De straten zijn ge bogen, 10-13 meter breed. De huizen voor de beambten van de fabrieken waren vaak twee onder een kap gebouwd, die van de fabrieksarbeiders op een rij. Opvallend zijn verder nog de zeer grote tuinen, een voortuin van 5-7 meter is niet ongebruike lijk evenals een achtertuin van 17 meter. Het meest kenmerkende van dit eerste deel van de wijk is het C. T. Storkplein. Tot 1917 kwam de woningbouw zonder financiële hulp van de overheid tot stand. Na dit jaar werd er verder gebouwd met geldelijke steun van het rijk en de ge meente. De nieuwere delen van het tuin dorp werden gesticht door een afzonder lijke corporatie: 'Woningstichting der Hen gelosche Bouwvereniging'. Het doel van deze stichting was goede en voor de be woner gezonde woningen te midden van een prettige omgeving te bouwen. Het oorspronkelijke tuindorp breidde zich voornamelijk in zuidelijke richting uit. De stedebouwkundige en architectonische uitvoering van dit gedeelte waren in ver gelijking met het eerste deel sterk vereen voudigd. Pathmos Om aan de slechte woonomstandigheden van de fabrieksarbeiders iets te kunnen doen werd op 9 oktober 1885 de bouwve rordening van de gemeente Enschede grotendeels gewijzigd door het gemeente bestuur. In deze verordening waren vrij strenge voorschriften inzake de rooilijnen en hygiëne opgenomen. Door de zeer gro te woningnood bleek het echter ondoen lijk deze voorschriften consequent toe te passen. Ook in de volgende jaren bleef de ge meente vrij vooruitstrevend op het gebied van de ruimtelijke ordening. Op basis van de woningwet was in 1907 een uitbrei- 18 Heemschut, september 1987

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1987 | | pagina 18