Het unieke Kerkplein van Rijsenburg en
de familie Van Aamhem
f
RESTAURATI
C. L. TEMMINCKGROLL
Op 19 juni werd de Heemschut Jubileum Restauratieprijs Utrecht toegekend asm het
echtpaar J. C. A. van Aamhem-Mulder voor de restauratie van het winkelpand Hoofd
straat 130-132 aan het bekende Kerkplein in Driebergen-Rijsenburg. Over het volledig
als eenheid opgezette unieke empire-pleintje hield de Delftse oud-hoogleraar prof. dr. ir.
C. L. Temminck Croll bij die gelegenheid een boeiende lezing. Voor Heemschut vatte hij
die nog eens samen in dit artikel.
In 1809 kreeg Nederland voor het eerst
een volledig als eenheid opgezet plein met
een hoek als dominant, en wel als centrum
voor het toen gestichte dorpje Rijsenburg.
De schaal is bescheiden, maar het heeft de
karakteristieken van een aantal bekende,
gevormde pleinen in Europa: een bewust
gekozen pleinvorm, een architectuur
waarin het individuele huis ondergeschikt
is aan de pleinwanden in hun geheel en
een duidelijk centrale dominant.
Al in het begin van de 17e eeuw kwa
men zulke pleinen voor: de Place des Vos-
ges in Parijs en Covent Garden in Londen;
van deze laatste opzet maakte ook een
kerk deel uit van het projekt. De 18e eeuw
kent vele voorbeelden zoals de Place Ven-
döme in Parijs, de Place Stanislas te Nancy
en de pleinen in Bath, als het halfronde
Royal Crescent.
Uiteraard kunnen pleinen als deze al
leen ontstaan, wanneer er iemand of een
organisatie als grondeigenaar optreedt
- een vorst, een grootgrondbezitter, een
stadsbestuur - die zijn vormwil kan opleg
gen aan de potentiële huiseigenaars, die
toch in principe geheel naar eigen inzicht
zouden willen bouwen. Daar tegenover
staat, dat de aantrekkelijkheid van het sa
menhangende geheel dat geboden wordt,
zo groot kan zijn, dat men graag bereid is
over die verminderde eigen inbreng in het
aanzien heen te stappen. En aan de achter
kanten valt - bij de kleine huizen in Rijsen
burg evenzeer als bij de monumentale van
Bath - goed te zien, dat er wel degelijk
ruimte overblijft voor die 'eigen inbreng'.
De Nederlandse omstandigheden leen
den zich niet voor dit soort van pleinvor
ming. Een aanzet is er in de 17e eeuw bij
de Nieuwe Kerk te Haarlem. Duidelijker
zijn de Broeder- en Zusterpleinen te Zeist.
De Amsterdamse koopman Comelis
Schellinger had het Slot - en daarmee de
heerlijkheid - verworven om de leden van
de Evangelische Broedergemeente in de
gelegenheid te stellen zich op de voorter
reinen van het slot te vestigen. Op basis
van een stedebouwkundig plan uit 1748
moesten op bepaalde percelen grotere en
op andere kleinere huizen worden ge
bouwd. Zo ontstond de karakteristieke rit
mering. Maar wie goed kijkt, ziet dat er bij
de huizen zelf een grote mate van individu
ele vrijheid mogelijk was.
Zo krijgt dan Rijsenburg in 1809 inder
daad het eerste Nederlandse voorbeeld
van een bouwvorm die in Europa al twee
eeuwen in zwang was! Het initiatief lag bij
het echtpaar Petrus Judocus van Oosthuy-
se en Margaretha de Jongh. Hij was een
welvarend textielhandelaar en -fabrikant
en ze woonden in het nabijgelegen huis
Sparrendaal (Sper en Dal) van 1754. Het
waren mede de leveranties aan de Franse
legers, die hem zo vermogend hadden ge
maakt. Tijdens het koningschap van Lode-
wijk Napoleon zag men dat echter niet als
'collaboratie.'
Het plan voorzag in een R.K. kerk - één
van de eerste sedert de reformatie - ge
wijd aan St. Petrus Banden, woningen
rondom een halfrond plein (vooral gericht
op het uitoefenen van ambachten) en langs
de Hoofdstraat én in een herberg tegen
over de kerk, waaruit het huidige 'Wapen
van Rijsenburg' ontstond. Het zijn met na
me de halfrond beëindigde vensters en in
gangen van de huizen, die het geheel zo'n
duidelijk herkenbaar empire-aanzien ge
ven. De architect was Adrianus Tollens,
van wie we ook nog de kerk van St. Johan-
12
l»
ill
heemschut, september 1987