Overijssel het behoud van landelijk en ste delijk schoon na, voornamelijk door het geven van adviezen. Alle gemeenten zijn lid, daarnaast 400 partikulieren. Dat even ter inleiding van een speech van H. Mein dersma, direkteur van Het Oversticht. Overijssel bijt de spits af in het Monumen ten Inventarisatie Projekt, waarbij de pro vincie de zaak: aan Het Oversticht uitbe steedde. Meindersma gaat even in op het begrip jonge bouwkunst. Een willekeurig gezelschap denkt hierbij aan de Kasbah van Piet Blom in Hengelo of Rietveld's Zo merhuisjes in Markelo. Of, om maar eens wat te noemen, het dorpje Nagele in de Noordoostpolder of het Burgerweeshuis in Amsterdam ('ons belangrijkste nationale jonge monument'). Maar Meindersma mag hierover niet praten, want een monument moet minstens vijftig jaar oud zijn. Is de jonge bouwkunst het lelijke eendje van de monumentenzorg? Volgens Geurt Brinkgreve - die wel iets heeft losgemaakt - is er na 1850 weinig gebouwd dat de moeite van het behouden waard is, om van de periode na 1940 maar te zwijgen. Brink greve lijkt (volgens Meindersma) ge steund te worden door de gemiddelde Ne derlander. En ook van rijksmonumenten- zorgers valt voor het behoud van jonge bouwkunst niet zo veel te verwachten. Bij voorbeeld uit kuituurangst: het rijk moet niet voorop lopen, mag nooit trendsetter zijn vindt ir. P. van Dun van de RDMZ. En doet dus niets aan de problemen rond het Burgerweeshuis. 'Hoe je het maatschappe lijk draagvlak ten behoeve van het werke lijke behoud van jonge bouwkunst effek- tief vergroot, heeft de gemeente Hilversum ons laten zien. Als je geen subsidie krijgt voor de restauratie van een Duiker doe je gewoon een Mondriaan in de aanbieding.' S. W. Vos: inventariseren nog geen bescherming Ook beleidsmedewerker S. W. Vos van de gemeente Utrecht vindt het rijksbeleid op het punt van jonge bouwkunst weinig be moedigend. In Amsterdam bijvoorbeeld vond in 1984 een proefinventarisatie plaats. Ongeveer duizend panden werden geïnventariseerd, slechts 70 voorgedragen voor bescherming. Inventariseren is nog geen bescherming! Onduidelijk is, in hoe verre hef MIP gevolgd zal worden door een beschermingsbeleid. De gemeente Utrecht heeft zelf al 900 objekten geïnventariseerd. 210 panden daarvan zijn aangemeld voor de Rijksmo numentenlijst, 250 zijn op de gemeentelijke lijst geplaatst. Plaatsing op de gemeentelij ke lijst zal sloop of verbouwing overigens niet altijd voorkomen. Wel zal bij gemeen telijke bescherming het monumentale as- pekt meegewogen worden als er verbou- wings- of sloopplannen zijn. Diskussie Een diskussie levert nog wel eens wat on verwachts op. Zo associeert een spreker - het gaat over monumenten - vrijelijk over de schoonheid van een vrouw, wat hem op boegeroep komt te staan. Gebou wen, die pas vijf jaar oud zijn, kunnen wat hem betreft best beschermd worden. Het kan dan aan latere generaties overgelaten worden zo'n gebouw weer van de lijst af te voeren. Er melden zich geen tegenstan- Gevel van het Haags Filmhuis, een schitte rend staaltje van Jugendstil van J. W. Bos boom. ders van dit voorstel. Zijn Utrechtse gebouwen, die voorge dragen worden voor de rijkslijst, maar er helaas (nog) niet op staan, niet vogelvrij, wil iemand weten. Kunnen ze niet beter voorlopig op de gemeentelijke lijst te recht? Daar heeft de gemeente Utrecht niet voor gekozen, antwoordt De Vos. Zo'n parkeerlijst lijkt hem om strategische re den niet juist. De noodzaak om panden op de Rijkslijst te plaatsen is moeilijker aan te tonen, als ze eenmaal op de gemeentelijke lijst staan. Dat blijkt uit de jurisprudentie. Noordbrabant is al sinds 1976 aan het inventariseren. Een spreker wil er geen ophef over maken, maar Overijssel is dus niet de eerste, dat wil hij wel eventjes op gemerkt hebben. Nu is het hem opgeval len, dat een aantal panden, reeds geïnven tariseerd, intussen verdwenen is. Wat hem naar de vraag leidt: hoeveel panden kun nen eigenlijk nog beschermd worden? De heer Meindersma erkent dat sommige mensen geen voordeel in een inventarisa tie en daarna een mogelijke bescherming zien en tot aktie overgaan. Daarom pleit hij in tegenstelling tot De Vos uit Utrecht voor snelle plaatsing op de gemeentelijke lijst. Ook Nijhof zag er geen bezwaar in om al vast wat krenten uit de pap te halen. Stadswandeling Amsterdam-Zuid De Stichting Amsterdam Monumentenstad 1987(opgericht in het kader van Amster dam Culturele Hoofdstad), grijpt de bij eenkomst aan voor de presentatie van een boek. Het heet Levend Amsterdam, hoe een moderne stad haar oude schoonheid handhaaft. Kost ongeveer 30 gulden. De stichting heeft ook een kadootje voor de deelnemers: een kaart met een stadswan deling door Amsterdam-Zuid. Deze ver slaggever laat er geen gras over groeien en reist een paar dagen later naar Amster dam-Zuid, komt onder meer in de Pieter Lodewijk Takstraat, en raakt dermate in vervoering, dat hij de gedachte niet kan weren, dat, moest hij met het mes op de keel kiezen tussen behoud van enkele niet zo heel vooraanstaande grachtenpandjes en de Pieter Lodewijk Takstraat, hij onver wijld voor de laatste zou kiezen. Om ook eens een bijdrage aan de diskussie te geven. Nelissen: kunstmatig probleem Dr N. J. M. Nelissen van de Katholieke Uni versiteit Nijmegen kent als geen ander de situatie in de ons omringende landen en kan daarover interessante mededelingen doen. Heel opvallend is, dat op een enkele uitzondering (Denemarken) na in de landen die hij de revue laat passeren ner gens onderscheid wordt gemaakt tussen jongere en oudere bouwkunst! Er bestaat geen leeftijdskriterium, van een monument wordt niet geëist, dat het tenminste 50 jaar oud is! Dat geldt dan voor België, Frank rijk, Duitsland, Zwitserland, Groot Brittan- nië en Oostenrijk. Enkele kollega's van hem in het buitenland menen dan ook, 'dat de Nederlandse problematiek van de jon gere bouwkunst en stedebouw in feite een beetje een kunstmatig probleem is, van wege het bij ons (kunstmatig) gemaakte onderscheid tussen jongere en oudere bouwkunst en stedebouw.' Dat betekent overigens nog niet, dat de zorg voor jongere bouwkunst in deze landen gegarandeerd is: 'Bescherming van de jongere bouwkunst en stedebouw lijkt dan ook eerder nog uitzondering dan re gel.' Maar, als je de zorg voor jongere bouwkunst in een aantal fasen onder scheidt, bevindt Nederland zich pas in de initiërings- en inventarisatiefase en ligt daarmee duidelijk achterop vergeleken bij sommige andere landen. Waar weer te genover staat, dat Nelissen nergens in Eu ropa zo'n systematische methodiek tot in ventarisatie als het MIP heeft aangetroffen. Als je jongere bouwkunst wilt bescher men kom je wel voor dilemma's te staan. Nelissen noemt er vele. Bijvoorbeeld het dilemma 'of er de voorkeur moet worden gegeven aan een tamelijk kostbare en ja ren durende inventarisatie of dat meteen tot bescherming van een aantal evidente specima van jongere bouwkunst en stede bouw moet worden overgegaan? Met an dere woorden, zoals Janny Rodermond stelt in een artikel in De Architect: Kunnen de sloop-, verbouwings- of restaura tieplannen van bijvoorbeeld het Burger weeshuis van Van Eyck, Gooiland van Dui ker, De Wachter van Weijdeveld, De Hol land van Van Ravesteyn, wachten op de resultaten van de inventarisatie van de jon gere bouwkunst?' 8 Heemschut, juli/augustus 1987

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1987 | | pagina 8