Jongere bouwkunst het lelijke eendje van monumentenzorg? STUDIEDAG BERTFRANISSEN Studiedag NCM over jongere bouwkunst Een buitengewoon sfeervolle entourage. De Beurs van Berlage is een vrijwel ideale plaats voor een Monumentenstudiedag over jonge bouwkunst. Een lange nagalm, dat wel, maar iedereen is te verstaan en de geluidsinstallatie is uitstekend. Het is een levend monument, langs de galerijen op de eerste en tweede verdieping loopt zo nu en dan een 'echte'beursbezoeker. Enkele honderden mensen in de zaal. Toch worden sommigen gemist. 'Het is mij opgevallen, dat een aantal monumentenzorg-specialisten in de Tweede Kamer afwezig is,'zegt Han Lammers, voorzitter van de Stichting Nationale Contactcom missie Monumentenbescherming, die de studiedag organiseert. Wel aanwezig is de Amsterdamse wethou der voor de Monumentenzorg, mevrouw M. Luimstra-Albeda (CDA). In NRC-Han- delsblad, begint ze haar speech, is onlangs een pennestrijd gevoerd over jonge bouw kunst. De een (Heemschutbestuurder mr. Emst Dienaar) ziet veel waardevols, de an der (Geurt Bringrere, voorzitter van Dioge- nes) meent dat de 19e en 20e eeuwse bouwkunst niet in de schaduw kan staan van eerdere perioden. Dus binnen de we reld van de monumentenzorg bestaat al geen unanimiteit over het belang van jon ge bouwkunst. Wel is de aandacht van het publiek toegenomen en dat werd tijd ook, vindt Luimstra. Literatuur over Nederland se architektuur eindigt altijd bij het begin van de 19e eeuw. Het architektuur-histo- risch onderzoek over jonge bouwkunst staat nog in de kinderschoenen, is boven dien geconcentreerd op de allerbelang rijkste scheppingen. Volgens Luimstra hebben de 19e en 20e eeuwse bouwmees ters zich zeer kreatief opgesteld, zich niet klakkeloos gekonformeerd aan de oude bouworden en klassieke voorschriften. Om hun produkten op hun waarde te kun nen beoordelen moeten goede beoorde- lingskriteria ontwikkeld worden (zie ook het artikel 'Jonge monumenten: kiezen of verliezen'). Een groot probleem is overigens de schaalvergroting, die in de laatste twee eeuwen plaats had. 'Er zijn vele objekten, die slechts betekenis hebben voor het straat- of stadsbeeld, maar die als objekten als zodanig van onvoldoende belang zijn om op een monumentenlijst te plaatsen. Waar legt u de grens tussen enerzijds ge bouwen met objektwaarde die plaatsing op de monumentenlijst rechtvaardigen en anderzijds de objekten die alleen waarde hebben als beeldbepalende elementen, maar op zichzelf vervangbaar zijn? Ik zou u in dit verband op het hart willen drukken dat de kracht van de monumentenzorg zich toch ook moet tonen in de beperking, die men zich weet op te leggen.' Bescher men van jonge monumenten: is er al aan gedacht dat het geld kost, gaat mevrouw Luimstra verder. En dat het niet ten koste mag gaan van het budget voor het al be staande beschermde monumentenbe stand? Luimstra gaat uiteraard nog even in op het nieuwe ontwerp Monumentenwet. Ze heeft kritiek. Het nieuwe ontwerp gaat in algemene zin toch weer uit van een eerste verantwoordelijkheid van de minister. De ze beslist bijvoorbeeld welke monumen ten beschermd gaan worden, de gemeen te krijgt alleen uitvoerende taken, zoals het horen van belanghebbenden. Luimstra: 'Het is naar de mening van de vier grote gemeenten principieel onjuist de gemeen ten wèl met het werk te belasten, maar de bevoegdheden centraal te houden. Is het niet vreemd, dat gemeenten wel verbou wingsplannen mogen beoordelen en sloopvergunningen mogen afgeven, maar geen monumenten mogen aanwijzen? Het eerste vraagt minstens zo veel deskundig heid als het laatste!' Nijhof: geen voor- en na 1850- monumentenzorgers De Rijksdienst voor de Monumentenzorg gaat jongere bouwkunst van 1850 tot 1940 inventariseren. Het staat bekend onder de naam Monumenten Inventarisatie Project (MIP). De leiding hiervan berust bij drs. P. Nijhof. Wat heeft hij als spreker te melden op de studiedag? Hij gaat eerst in op de naam MIP. Ongelukkigerwijs bestaat er een Maatschappij voor Industriële Projek- ten, die zich als de enige echte MIP be schouwt. Nijhof heeft daarom aan de af korting MONIP gedacht, maar dat vond de minister niet goed, bang als hij was voor een aanvaring met Monatoetjes. Op dit moment slaat de klok van het Beursge bouw één dreunende slag, en Nijhof wordt ernstiger. Er zijn zo'n 43.000 beschermde objekten en een paar honderd bescherm de dorps- en stadsgezichten. Nederland slaat hiermee helemaal geen slecht figuur, buitenlandse delegaties komen en gaan om te zien hoe wij dat allemaal doen. Maar vanaf het midden van de 70er jaren klon ken kritische geluiden. Alle aandacht ging immers naar de bouwkunst vóór 1850. De aandacht werd enigszins verlegd, ook al omdat het meeste beschermingswerk voor De Van Nelle-fabriek in Rotterdam, paradepaardje van erkende jongere bouwkunst (foto Rijksdienst Monumentenzorg) 6Hpemsc/iut, juli/augustus 1987

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1987 | | pagina 6