JONGE MONUMENTEN:
KIEZEN OF VERLIEZEN
STUDIEDAG
DRS. GERTRUDIS A. M. OFFENBERG
alen zoals ijzer, beton en glas. Volgens
Molema is het Nieuwe Bouwen niet meer
weg te denken uit de architectuur.
'Het heeft het niveau bereikt van de Go
tiek en de Renaissance in die zin dat het
een zeldzaam sterke breuk met de traditie
vertegenwoordigt, desondanks vele
bouwkundige essenties overeind hield en
opnieuw invoerde. Nooit meer zal er ge
bouwd kunnen worden zonder de in de
Nieuwe Zakelijkheid het Nieuwe Bou
wen) ontwikkelde bouwkundige kwalitei
ten'. Producten van het Nieuwe Bouwen
verkeren vaak in een slechte staat, o.a.
omdat ze niet 'voor de eeuwigheid zijn ge
bouwd'. Molema stelt dat slechts een klei
ne verschuiving in enige budgetten vol
doende is om de paar kristallen van het
Nieuwe Bouwen die Nederland nog bezit,
te behouden.
Eén van de meest bekende voorbeelden
is het sanatorium Zonnestraal in Hilversum.
De Stichting Analyse van Gebouwen,
waarvan Molema voorzitter is, richt zich in
het algemeen op die architectuur die in de
nabije toekomst de monumentale leeftijd
bereikt en meer in het bijzonder op de
producten van het Nieuwe Bouwen. De
Stichting werd opgericht om buiten de
Technische Universiteit Delft fondsen te
kunnen verwerven om de aldaar verza
melde kennis aan een breed publiek be
schikbaar te stellen. Dat gebeurt door mid
del van publikaties en tentoonstellingen.
Na afloop van het symposium werd dan
Een symposium in Hilversum
Onder deze indringende titel werd op donderdag 11 juni j.1. in Schouwburg Gooiland
te Hilversum een symposium gehouden over de zorg voor jonge monumenten. De
bijeenkomst werd georganiseerd door de Technische Universiteiten van Delft en
Eindhoven en de Gemeente Hilversum, in samenwerking met de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg (RDMZ) en de Stichting Analyse van Gebouwen.
Jonge monumenten, daarmee wordt be
doeld de architectuur die in de periode
1850-1940 in ons land is ontstaan. Meestal
wordt gesproken van jonge of jongere
bouwkunst, een groep die tot voor kort
buiten het aandachtsveld van de monu
mentenwereld. is gebleven. In deze perio
de vonden enorme veranderingen plaats
op technisch, wetenschappelijk en maat
schappelijk gebied, die hun weerslag kre
gen in de gebouwen uit die tijd. De laatste
jaren valt een groeiende belangstelling
voor deze, vaak zeer heterogene groep
jonge monumenten te bespeuren. In Over
ijssel is onlangs het Monumenten Inventa
risatie Project (MIP) van start gegaan. Dit
is een landelijke campagne die tot doel
heeft alle waardevolle gebouwen uit bo
vengenoemde periode te inventariseren.
Er word gerekend op een aantal tussen de
150.000 en 200.000, waarvan uiteindelijk
maar een deel op de monumentenlijst ge
plaatst zal worden. Een keuzeprobleem,
waarbij het van essentieel belang is welke
keuzekriteria worden gehanteerd.
Om inzicht te verkrijgen in deze kriteria
heeft de RDM2I aan de Technische Univer
siteiten (TU) van Eindhoven en Delft op
dracht gegeven een onderzoeksmetho-
diek te ontwikkelen ten dienste van haar
beleid in deze. Die onderzoeksmethodiek
heeft tot doel de diverse instandhoudings
mogelijkheden voor jonge monumenten te
kunnen vergelijken en beoordelen.
De resultaten van dit Bouwtechnisch On
derzoek Jongere Bouwkunst werden tij
dens het symposium aan minister Brink
man van WVC aangeboden. Voor het zo
ver was, belichtten diverse sprekers de
problematiek rond de jonge monumenten
(in de uitnodiging zelfs met hoofdletters
geschreven) in Nederland.
Het Nieuwe Bouwen
Dr. ir. Jan Molema, voorzitter van de Stich
ting Analyse van Gebouwen, sprak over
hef belang van het Nieuwe Bouwen voor
de ontwikkeling van de architectuur in de
ze eeuw.
Dit Nederlandse functionalisme, ontstaan
in de jaren twintig, stelde functie boven
vörm en legde de nadruk op het prakti
sche doel, de constructieve eisen en een
adequate behandeling van nieuwe materi-
Ambachtsscholen te Groningen (1923). Dit eerste voorbeeld van Het Nieuwe Bouwen van de architecten J. G. Wiebenga enL. C. van der Vlugt is
thans onherkenbaar door verbouwing, sloop en verwaarlozing (foto Gemeentearchief Groningen)
24Heemschut, juli/augustus 1987