mentenkommissie in te stellen, de provin cie heeft daar gebruik van gemaakt. Noord-Holland heeft gezegd: wij vinden dat de bescherming van die hele trits van verdedigingswerken vanaf de romeinse nederzettingen en middeleeuwse muren tot en met de laatste fase niet ergens moet stagneren. Als je bereid bent de resten van romeinse nederzettingen, middel eeuwse kastelen, vestingen uit de tachtig jarige oorlog of een fort uit de vorige eeuw te behouden, dan moet je konsekwent zijn en ook de laatste ontwikkeling mee nemen.' De provincie Noord-Holland heeft ver dedigingswerken tot 1940 bescherming gegeven. Dat wil dus zeggen dat de aller laatste fase, de bunkers die door de Duit sers in de jaren '40-'45 werden gebouwd, ru'ef wordt meegenomen. Ik kom er straks nog op terug. Verloren gegaan Je gaat pas wettelijk beschermen, als het nodig is. Verdedigingswerken nu oefenen blijkbaar een bijzondere aantrekkings kracht uit op de sloper. De heer Sneep: 'Als we het jaar 1940 als uitgangspunt ne men, dan blijkt, dat er nog maar een frak- tie over is van de verdedigingswerken die er toen waren. Een luttel aantal objekten. Wij moeten dus zorgen dat ze wettelijk be schermd worden. Als toch ooit de nood zaak zich zou voordoen om iets op te rui men, wat niet zeldzaam is, dan kun je daar altijd een afzonderlijk besluit over nemen. Maar het glipt je dank zij die wettelijke bescherming niet uit de vingers!' Sneep doet een somber verslag van ver loren gegane objekten. 'In de jaren 37-40 zijn aan de Maas ten behoeve van de Maasverdediging van Eisden tot Graven honderden kazematten (scherfvrije gewa pend betonnen gevechtsopstelling-bf) ge bouwd voor de bemanning van de mitrail leurs van de infanteriebataljons, die daar zaten. Daar is in de meidagen van 1940 op verscheidene plaatsen gevochten, er zijn mensen gesneuveld, een groot aantal is gewond geraakt in en om die kazematten. Wij zijn enige jaren geleden begonnen met inventariseren wat er nog was. Dat was niet meer dan vijf procent. De rest was verdwenen in de grindgaten, in de ri vierverbeteringen van Rijkswaterstaat, noem maar op. Wij zijn nu bezig om te proberen de laatste funktionèle eenheid die daar nog aanwezig is, die zich uitstrekt over een paar kilometer in het noorden, in stand te houden. En zo gaat het overal. Dus het is de hoogste tijd.' De stichting Menno van Coehoom is op dit moment in gesprek met drie provin cies. Zullen ze het voorbeeld van Noord- Holland volgen? Sneep verwacht, dat de provincie Utrecht de zaak 'stelselmatig' wil gaan aanpakken, maar meent ook dat Noord-Holland vergeleken bij de rest van Nederland 'ver voorop' loopt. Wat heeft de provincie Noord-Holland eigenlijk tot een enthousiast beschermer van verdedigingswerken gemaakt? Daar is om te beginnen de zeer stimulerende invloed van een beleidsmedewerker op het provinciaal buro Monumentenzorg, drs. H. P. C. de Boer. Iemand die volgens een kranteverslag 'oprecht in vervoering' raakte bij het beschrijven van sommige verdedigingswerken. Hij wist het provin ciaal bestuur te interesseren voor de be scherming van een aantal naar hij zei 'fan tastische bouwwerken.' Verder is het een feit, dat die 'fantasti sche bouwwerken' inderdaad in het noordhollandse landschap zijn opgeno men. De belangrijkste werken daarvan vormen samen de Stelling van Amsterdam. Het zijn ongeveer veertig forten, in een straal van zo'n vijftien a twintig kilometer om de stad heen. Wat dus betekent dat ze gelegen zijn bij plaatsen als Marken-Bin- nen, Velsen, Haarlem, de Wieringermeer, Aalsmeer, Muiden. Veertig forten, eind vo rige eeuw, begin deze eeuw gebouwd, sa men de Stelling van Amsterdam vormend, die als grote uitzondering nog vrijwel hele maal intakt is. En nog niet eens op de be schermingslij st van de provincie Noord- Holland voorkomt. Maar er is wel een be leidsvisie rond deze bouwwerken vastge steld: als provinciale diensten en gemeen tebesturen besluiten voorbereiden op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer, etc., moeten ze aan deze beleidsvisie ge toetst worden. De Stelling van Amsterdam 'Bij de landsverdediging van Nederland,' begint kolonel b.d. Sneep een deskundig kollege over de Stelling van Amsterdam, 'probeerde men de eeuwen door een na derende vijand aan de grenzen op te hou den. Maar men was nooit sterk genoeg om de vijand echt tegen te houden, men kon hoogstens wat vertragen en de weerstand opvoeren in kortere lijnen. Als men het ook daar niet hield kon men nog terug val len op de Waterlinie, later uitgebreid tot de vesting Holland. Die omvatte het groot ste deel van Zuid-Holland, een stuk van Utrecht en Noord-Holland, het kernland van de tachtigjarige oorlog en later, wat men bijna altijd in handen heeft weten te houden. Men kwam echter in de vorige eeuw door de ontwikkeling van de strijd middelen in Duitsland en Frankrijk tot de overtuiging, dat we nog een laatste groot reduit moesten hebben. Een reduit is een gebied waarheen terugvloeiende verdedi gers konden worden opgevangen. Dus bij doorbreking van de linieën kon men zich tenslotte terugtrekken op de Stelling van Amsterdam. Het was een enorme ring van 135 kilometer rond Amsterdam en telde onder meer 40 forten, een daarvan lag op het eiland Pampus voor de IJmond. En die forten hadden allemaal inundatievelden als voorterrein (onder water gezet land- bf). In die tijd, begin deze eeuw, was dit de grootste en sterkste kringstelling die Euro pa kende. U kunt zich voorstellen: zo lang er geen luchtmacht bestond moest een aanvaller over land komen en een vijand Bunker in de duinen bij I/muiden uit de Tweede Wereldoorlog V; v' i «J Heemschut, juni 1987 17

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1987 | | pagina 17