HEEMSCHUT IN AKT! Monumentenwet naar Tweede Kamer Oud fabrieksgebouw voor verval behoeden Herinrichting 'IJzeren Man' niet urgent Drie boerderijen in Brabant niet slopen Vergunningen Stads- en dorpsgezichten Opgravingen en vondsten Geldrop - Als er iets bewaard moet worden uit liet industriële verleden van Geldrop, dan is het wel het fabrieksgebouw uit het midden van de vorige eeuw, gele gen aan de Heuvel 9. De Bond Heemschut acht het pand uit het oogpunt van industriële archeolo gie een hoogwaardig monument, maar het is ook architectonisch en stedebouwkundig van grote waar de, Architectonisch is het een gaaf voorbeeld van fabrieksbouw uit die tijd en heeft het bepaald allure. Stedebouwkundig gezien vervult het pand een dominerende rol in de totale bebouwing van de Heu vel. Het gebouw is zeer beeldbe palend voor het industriële verle den van de gemeente. De Provinciale Commissie van Noord-Brabant ondersteunt in een schriftelijke 'noodkreet' aan de ge meenteraad de argumenten van de stichting 'Het Te Behouden Erf goed' ten volle o:m al het mogelijke in het werk te stellen dit bijzondere monument voor verder verval te behoeden. Zij is het volledig eens met de suggestie; van deze Stich ting het gebouw aan te kopen, te herbestemmen en te restaureren en dan wederom te verkopen. 's-Hertogenbosch - Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben B en W van Vught en het Stadsge west 's-Hertogenbosch meege deeld dat zij de plannen tot herin- richten van de zuidelijke oever van de IJzeren Man niet urgent vinden. Heemschut had tegen de plannen bezwaar gemaakt (zie ons blad van januari 1987, nr. 1, blz. 15). GS schrijven de betrokken instan ties dat de waterkwaliteit van het zwemgedeelte m de afgelopen ja ren telkens als 'goed' is gekwalifi ceerd. Optimalisering daarvan door het aanleggen van een strandbad en sanitaire voorzienin gen is daarom niet dringend nodig. Wel achten GS verbetering van de begroeiing langs de zuidoever noodzakelijk, maar aangezien de druk van recreanten op de zuidoe ver reeds jaren aanwezig is en er eerder een dalende dan een stij gende tendens in het jaarbezoek valt waar te nemen, kan volgens GS de aanpak hiervan niet hoogst urgent worden genoemd. Ook acht het college de afweging van de landschappelijke en natuurweten schappelijke waarden ten opzichte van de recreatieve belangen on voldoende gemotiveerd. De provinciale commissie Noord- Brabant van de Bond Heemschut heeft de minister van WVC ge- vraagd voor drie boerderijen geen sloopvergunning af te geven. Het betreft een boerderij in Budel, in Heeswijk-Dinther en in St. Michels- gestel, alle drie rijksmonumenten. In Budel betreft het de boerderij Klein Schoot 21, die deel uitmaakt van de nederzetting Klein Schoot, een waardevolle groep boerderij en die nog een duidelijke relatie heeft met de oude akkerbodems. De uiterlijke vorm van de boerderij is eerste helft 18e-eeuws: een lang- gevelboerderij met driebeukig ge bint en wolfsdak met riet en voet van pannen. Het interieur van het woongedeelte heeft een gespel- derd plafond en hier en daar nog wanden van vitselstek. In de korte gevel zit nog een 19e-eeuws raam; de overige zijn rond 1930 veran derd. Tezamen met de bijbehoren de schuur en nog vrij gave beplan ting heeft het geheel grote monu mentale waarde, vindt de provinci ale commissie. In Heeswijk-Dinther, betreft het de boerderij HoogBeugt 16 van het Kempisch langgeveltype, daterend uit het begin van de 19e eeuw. Het Het voorstel van Wet ter vervan ging van de Monumentenwet is eind februari aan de Tweede Ka mer aangeboden. Ten opzichte van het voorontwerp is er geen sprake van verrassende wijzigin gen. Eind 1985 werd het vooront werp ter advisering voorgelegd aan de VNG, het Interprovinciaal Overleg Cultuur, de Raad voor de Gemeentefinanciën, de Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening, de Monumentenraad en de NCM. 'Deze commentaren hebben er\ aldus de Memorie van Toelichting op het wetsont werp, "niet toe geleid dat de in het voorontwerp neergelegde taakverdeling tussen de diverse overheden is gewijzigd. Wel zijn naar aanleiding van de adviezen wetstekst en de Memorie van Toelichting op verschillende on derdelen bijgesteld en verduide lijkt.' De Minister van WVC heeft het wetsvoorstel vervolgens in fe bruari 1986 bij de Raad van State aanhangig gemaakt. In decem ber 1986 werd door de Raad van State op een aantal punten duide lijke kritiek geleverd en werd met name op een aantal punten de toelichting onvoldoende be vonden. Uit het wetsontwerp dat nu bij de Tweede Kamer is ingediend blijkt dat de minister ook aan de kritiek van de Raad van State maar weinig tegemoet komt. Op merkingen over de rol van de provincie en de vergunningver lening door de gemeenten zijn bijvoorbeeld niet gehonoreerd. Wel is de Memorie van Toelich ting op een aantal punten verdui delijkt. De NCM, waarbij ook Heemschut is aangesloten, spreekt er in een brief aan de vaste Kamercom missie voor WVC zijn verbazing over uit dat de doelstelling van de nieuwe wet niet langer is het bevorderen van het behoud van cultuurmonumenten, maar dat de considerans van de wet is be- perkt tot een zuiver administra tieve omschrijving. Decentralisatie van rijkstaken dient, zo stelt zij verder, genuan ceerd te geschieden. In principe is dit uitgangspunt ook in het wetsontwerp aanwezig. Dit be hoeft echter op een aantal punten verbetering. Zo niet dan doet zich de vraag voor of de oude wet niet verkieslijker is. Voor het goed functioneren van de monu mentenzorg is het van groot be lang dat alle partijen, zowel de diverse overheden als het parti culier initiatief nauw bij de geza menlijke taak betrokken kunnen zijn. Het feit dat de provincies zich buiten spel gezet voelen, is voor de monumentenzorg geen goede zaak. Het is noodzakelijk, aldus de NCM, dat de provincie nauwer bij de uitvoering van het monumentenbeleid wordt be trokken. Het hoofdstramien van het wette lijk systeem wordt als volgt: Aanwijzing beschermde monu menten De minister van Welzijn, Volks gezondheid en Cultuur blijft ver antwoordelijk voor het vaststel len van de waarden die veilig ge steld dienen te worden, m.a.w. voor de plaatsing op de monu mentenlijst. De minister zal zich daarbij echter in overwegende mate leiden door het door de be trokken gemeente in te nemen standpunt. De in de huidige wet opgenomen voorbescherming, die ingaat op het moment dat de minister zijn voornemen tot plaatsing kenbaar maakt, was in het voorontwerp teruggebracht tot een faculta tieve voorbescherming en dan alleen met betrekking tot archeo logische monumenten. Naar aan leiding van de adviezen is de fa cultatieve voorbescherming ver breed tot alle categorieën monu menten. De reden daarvan is dat er zich binnen al die categorieën gevallen kunnen voordoen dat de voorbescherming niet kan worden gemist. Een van de grote verschillen met betrekking tot de huidige Monu mentenwet, is de voorgestelde rol van de gemeente bij de ver gunningenverlening. In de huidi ge wet is die rol beperkt tot advi sering. Het wetsvoorstel gaat er van uit dat de gemeente een ver ordening vaststelt die de instel ling regelt van een adviescom missie. In dat geval berust de be voegdheid met betrekking tot de vergunningverlening bij burge meester en wethouders, tenzij het een archeologisch monument betreft of een object met een mi litaire bestemming. Zolang de gemeente niet beschikt over een verordening als hier bedoeld, blijft de bevoegdheid bij de mi nister berusten. In het hoofdstuk stads- en dorps gezichten is een vereenvoudigde regeling neergelegd voor de aanwijzing van dergelijke ge zichten. Tevens is op aandringen van met name de Vereniging voor Nederlands Gemeenten voorzien in een zgn. slooprege- ling, analoog aan de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing waardoor in een beschermd ge zicht een gemeentelijke sloop vergunning vereist is. De regeling van de opgravings vergunningen is ten opzichte van de huidige wet gewijzigd. Be paald wordt dat vergunning kan worden verleend aan een rijks dienst, een instelling voor weten schappelijk onderwijs of een ge meente. De regeling die geldt voor de'feij een opgraving geda ne vondsten is dat deze eigen dom zijn van de staat, tenzij de opgraving geschiedt door een gemeente die over een vergun ning beschikt. In dat laatste geval wordt die gemeente eigenaar. De vondsten die eigendom zijn van de staat worden na enige tijd toegewezen aan zgn. depóts voor bodemvondsten, die door de overdracht eigenaar worden van de vondsten. Om voor aanwijzing als depót in aanmerking te kun nen komen moet aan bepaalde (inrichtings)eisen worden vol daan. Voor vondsten die niet bij een opgraving worden gedaan (de zgn. toevalsvondsten) geldt een meldingsplicht en, voor wat de eigendom betreft, de regeling van het Burgerlijk Wetboek. Red. 24 Heemschut, mei 1987

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1987 | | pagina 24