i maimm
Mij spreekt de klokke een tale,
Grafmonument familie Oscar Carré
Van verleden en toekomst
Het onderhoud van carillons wordt nog
al verwaarloosd. Dit noopte ons redac
tieraadslid H. Knijtijzer tot onderstaan
de mijmering.
Voor de moderne mens is het gezegde
'Time is money' wellicht karakteristiek,
maar het is bepaald niet vleiend voor hem.
Hij zal immers zelden of nooit de innerlijke
rust opbrengen om eens te luisteren naar
een carillonconcert; hij heeft er ook geen
notie van dat aan een gedicht van een mo
dem man als Lucebert het randschrift van
een klok van het carillon van het Rijksmu
seum is ontleend; 'Het hed heeft het eeuwi
geleven.'
De moderne mens kent wel de tijd, maar
de tijd heeft hij niet; hij heeft het gezegde
vergeten dat God de tijd heeft geschapen
en niet de haast. Daarom zal hij nooit we
ten 'Hoe rijk aan zekerheid het schrale uur'
is; deze regel vormt het randschrift van
een andere klok van het carillon van het
Rijksmuseum, overgenomen uit het ge
dicht 'Rembrandt' van dr. F. Schmidt-
Degener. En op een klok van de cathe-
draal van Chester staat een gedicht dat
Annie M.G. Schmidt kostehjk vertaalde:
Voor't kind dat lacht en schreit,
kruipt de tijd
en voor de knaap die danst en vrijt,
loopt de tijd
en voor de man die zwoegt en lijdt,
rent de tijd
en voor wie ouder wordt en slijt,
vliegt de tijd.
Ja, de randschriften van de torenklok
ken bevatten vaak levenswijsheden in een
notedop.
In onze moderne tijd, waarin wel vaart
zit, maar weinig vaart-wel en waarin het
Carillon van de Grote Toren te Zwolle. Het
bestaat uit 42 klokken met een gezamenlijk
gewicht van 11.000 kg.
schrale blijkbaar taboe is, in onze moder
ne tijd dwingen de zingende torens ons
haastige mensen de pas in te houden en
het hoofd eens op te heffen boven de
grachten, de stegen en de monumenten,
boven de winkels, warenhuizen en kanto
ren, ja zelfs boven de kerken, om onver
wacht iets te ervaren van het moderne be
grip 'tijd en ruimte'. Bij verrassing schou
wen wij vluchtelingen voor de tijd in de
ruimte van verleden én toekomst. Als een
sprookje merken wij dat daar 'muziek'in
zit, want de torens zingen het bed van het
eeuwige leven. Onze gedachten worden
meegevoerd met het andante van het ver
leden, het allegretto van het heden en het
adagio van de toekomst en dan verstaan
wij de harmonie van verleden, heden en
toekomst.
Caribons vormen vaak een stiefkindje
als het om restauraties gaat. Ze inspireer
den ons redactieraadslid Knijtijzer tot de
gedachten hieronder.
Wij kennen natuurüjk die eenheid wel,
maar luisterend naar het klokkespel pei
len wij in 'het schrale uur'misschien toch
dieper. In het sprookje van Sneeuwwitje in
de glazenkist, gedragen door de dienaren
van de prins, wordt verteld hoe zij struike
len over een boomstronk en hoe door de
schok het giftige stuk appel, dat Sneeuw
witje had afgebeten, uit haar keel schoot
en dat niet lang daarna zij de ogen opende.
Het was dr. O.J. Schuurmans die in zijn
boek 'Er was eens. ..ener is nog' wijst op
de schok der ontmoeting, die de geest ont
roert en het wezen der ziel beroert en tot
nieuw leven wekt.
Zo doet de verrassende ontmoeting met
de zingende torens ons openstaan voor de
diepe ontroering van de harmonie van ver
leden, heden en toekomst als een wezen-
Ujke eenheid van tijd. Dan spreekt ons de
klok een tale, omdat wij beseffen dat de
zekerheid van het schrale uur van onze
cultuur, die zo los staat van verleden en
toekomst, de bron is van een nieuwe visie
op de bouwkunst; om het met Just Havelaar
te zeggen: 'Laten wij weer kinderen wor
den en ons bekeren tot de eenvoud'. Dat
geldt in het bijzonder voor de ontmoeting
van de nieuwe bouwkunst en het histori
sche stadsbeeld.
Met zeer veel belangstelling las ik het arti
kel 'Nederland de geschiedenis in als het
rommelgravenvolk' in Heemschut no. 2.
Een sprekend voorbeeld hiervan is het
grafmonument van de familie Carré op de
begraafplaats 'Zorgvlied'.
Als vrij regelmatige bezoeker van deze
begraafplaats (ik bezit daar eveneens, zij
het in eenvoudiger vorm, een graf) valt mij
en mijn vrouw steeds weer de verdere af
takeling van dit in 1891 in de vorm van een
Romeinse tempel gebouwd monument op.
Het blijft voor ons een bron van ergernis,
de toestand van verval neemt steeds gro
tere vormen aan. Het is zelfs de vraag of
de gietijzeren trapleuningen en het hek dat
toegang geeft tot de kelder nog te redden
zijn, hetgeen indien niet tijdig ingegrepen
wordt eveneens geldt voor het geheel.
Enige jaren geleden, toen het zich reeds
liet aanzien dat het verval steeds grotere
vormen aannam, heb ik mij gewend tot wij
len de heer Guus Oster, de toenmalige di
recteur van theater Carré. Van hem kreeg
ik bericht dat hij pogingen had onderno
men tot herstel van het monument, waar
van toen de kosten 100.000,- zouden be
dragen.
Daar alles op niets uit liep gaf hij mij de
raad de pogingen voort te zetten, hetgeen
ik dan ook heb gedaan.
Eerst heb ik mij gewend tot het gemeente
bestuur van Amsterdam, daarbij vermel
dende dat zij in de loop der jaren tonnen
aan vermakelijkheidsbelasting heeft ont
vangen dank zij het bestaan van het thea
ter Carré.
Deze poging stuitte af op de mededeling
dat de begraafplaats 'Zorgvlied' behoorde
aan de gemeente Amstelveen en dat deze
zorg had te dragen voor het onderhoud.
Overigens een nietszeggend argument ge
zien de relatie tussen de gemeente Am
sterdam en Carré en niet die tussen de
gemeente Amstelveen en Carré.
Na deze mislukte poging heb ik het gepro
beerd bij het Prins Bemhardfonds en via
een verzoek tot plaatsing van een artikel in
'Ons Amsterdam'.
Het fonds reageerde negatief en 'Ons Am
sterdam' wilde het artikel niet opnemen,
aangezien het blad gesubsidieerd wordt
door de gemeente Amsterdam.
Als abonnee op het 'Utrechts Nieuwsblad'
las ik in het nummer van 4.12.1986 het voor
mij enigszins verbazende bericht dat ter
gelegenheid van het 100-jarig bestaan van
het theater Carré in dit jaar tal van feeste
lijkheden zullen plaats vinden, (toch ge
zien de relatie gemeente Amsterdam en
Carré!!) Dat deze festiviteiten behoorlijke
bedragen zullen gaan kosten lijdt geen
twijfel gezien het aantal evenementen met
niet goedkope artisten.
Was het nu niet mogelijk geweest om met
het geld dat hiervoor nodig zal zijn een
gedeelte te besteden aan de grondige res
tauratie van het grafmonument en de fees
telijkheden aan te passen aan het bedrag
dat resteert.
Met dank voor Uw aandacht verblijf ik
hoogachtend,
D. Wijkmans,
Utrecht
Naschrift redactie: Wij ondersteunen uw
suggestie van harte
JK
Heemschut, mei 1987
23