6 lopen tot 50% (818 km2). Bouwer: 'Recht lijnigheid gaat overheersen. De nivellering ontstaat door het weghalen van gedifferenti eerde landschapselementen en vormen (ka vel vormen, sloten, houtwallen) of door het rechttrekken ervan; nieuwe elementen zijn veelal weinig bij de oude landschapsstruk- tuur aangepast. Niet alleen onze nieuwbouwwijken zijn monotoon-gelijkvor- mig van Appingedam tot Zierikzee, ook on ze agrarische landschappen zijn steeds meer volgens een 'design' uitgevoerd, namelijk dat van de Cultuurtechnische Dienst.' De Nijmeegse hoogleraar noemt dat logisch vanuit het maatschappelijk krachtenveld ge zien. 'De moderne landbouw wordt overal met dezelfde eisen geconfronteerd (made by EEC in Brussels).' Hij wijst op uitspraken van Lörzing, dat we geen angst voor het nieuwe landschap moeten hebben. Vasthou den aan oude vormen is nostalgie. Bouwer: 'Maar Lörzing vergeet dat er niet 'slechts' vormen verloren gaan. Wat ongetwijfeld veel meer 'angst' inboezemt, is het feit dat mèt de komst van het nieuwe landschap een enorme functionele en ecologische verar ming is opgetreden.' Ook door de na-oorlogse industrialisatie is met name in de grotere Drentse kernen het landschap visueel aangetast. Ook de ver snipperde woonlocaties hebben naar de me ning van prof. Bouwer meer landschappelij ke effecten gehad dan men zou veronderstel len. De sterke groei van de mobiliteit vroeg om meer wegen, volgens Bouwer 'ook aan jagers van de verkeersgroei'. In een vooruit blik op de toekomst houdt de Nijmeegse geograaf een algemeen extensivering van de landbouw niet voor onmogelijk. 'Zullen gronden geheel en permanent, of tijdelijk uit de cultuur worden genomen? De landschap pelijke gevolgen en kansen voor het beleid zijn te bespeuren, maar wie zegt hoe ze er concreet uit zullen zien? Het relatienota-be- leid zal ongetwijfeld een belangrijke impuls krijgen.' Tot slot van zijn inleiding zei professor Bou wer: 'Het landschap wordt wel eens de spiegel van de cultuur genoemd. De maat schappelijke krachten en processen vinden hun uitdrukking in. de landschapsvormen en artefacten. Sturing van die krachten is maar in beperkte mate mogelijk, de aandrijving ligt immers veelal buiten het bereik van het provinciale of lokale beleid. Maar voor het benutten van die beperkte speelruimte in de landschaps- en monumentenbescherming is een analyse van de maatschappelijke dyna miek van groot belang.' 'Drenthe in verandering behoeft ons niet te verontrusten'was de geruststellende kon- klusie van landschapsarchitect ing. G. H. Hollema aan het slot van zijn lezing over 'De kwaliteit van het Drentse landschap' 'We bevinden ons in een intensieve samenle ving, waarin ook het landschap zijn nadruk kelijke rol speelt. Het landschap is nooit een statisch gegeven geweest, wat ook weer re den is om op te passen voor behoudzuchtige maatregelen op die plaatsen waar hiervoor geen aanleiding is', waarschuwde Hollema. 'Een positieve instelling als het gaat om Boerderij op de rand van het Reestdal. Linden vóór de woning, eiken op het achtererf. Eigendom van de Stichting 'Het Drentse Landschap'. (Foto 'Het Drentse Landschap' M. H. Buruma.) nieuwe inzichten, ontwikkelingsgericht den ken en zorgvuldige vormgeving, dienen te staan naast bescherming, behoud en beheer van waardevol cultuurlandschap.' DRENTSE LANDSCHAPPEN Drenthe kent, zo bleek uit Hollema's inlei ding, eigenlijk niet één maar een scala van landschappen dat in verandering is sinds de ingebruikname door de mens. De kern daar van is het driehoekige Drentse plateau dat in het laat-glaciaal zijn vorm heeft gekregen. Op dit plateau en de natuurlijke hellingen treffen we de volgende landschappen aan: Het esdorpenlandschap met zijn (brink)ne- derzettingen, essen, beekdalen, veldgronden (heide-ontginningen) en bos. Het hoevenlandschap, een snoer van ver spreide boerderijen met éénmansesjes langs de beekdalen van de Reest, Wold Aa en Ou de Diep. De verveningslandschappen, het veenweide- landschap en het ruilverkavelingslandschap. RECENTE VERANDERINGEN Hollema merkte op dat de grootste verande ringen in het Drentse cultuurlandschap de laatste vijftig jaar hebben plaatsgevonden. Te denken valt aan de ontginningen, de aan leg van de Staatsbossen, wegenaanleg, stads- en dorpsuitbreidingen, industrialisa tie, concentratie van waterschappen en ruil verkavelingen annex landbouwkundige ont wikkelingen. Duidelijk is hierbij, volgens Hollema, dat de bepaling van het landelijk beeld van Nederland steeds weer een be leidskwestie c.q. politieke kwestie is gewor den, zowel in nationaal als in EG-verband. De beleidsplannen - Groene Nota's, omvat tende structuurschema's voor natuur- en landschapsbehoud, recreatie en landinrich ting - heten onderling met elkaar in samen hang te zijn, maar in de praktijk leveren ze toch steeds weer knelpunten op. Drentse voorbeelden zijn er te over. Hollema noem de er een paar: - In het nationale park Dwingelerveld blijkt het niet mogelijk om de landbouwgronden te verwerven die noodzakelijk zijn voor de af ronding van het park. Hoe zich dat zal ont wikkelen bij het nationale park Fries-Drent- se Woud blijft afwachten. (Vanuit de land bouwgebieden kunnen zich door bewerking, ontwatering, bemesting enz. nadelige in vloeden doen gelden.) - Nationale landschappen en grote land schappelijke eenheden vinden nog onvolle dig weerklank. Zo is bij de voorbereiding van de ruilverkaveling Ruinerwold/Koekan- ge en Ruinen geen rekening gehouden met het voorgenomen nationale landschap Zuid- west-Drenthe, noch met de grote landschap pelijke eenheden. Hetzelfde geldt voor de ruilverkaveling Havelte; het struktuursche- ma voor de landinrichting blijkt dominant. Voor het nationale landschap Roden/Norg zijn nog steeds niet de begrenzingen vastge steld en ook zijn de overlegorganen nog niet benoemd. Binnen de grote landschappelijke eenheid stroomdallandschap Drentse A is het natuurgebied Strubben/Kniphorstbos aangewezen als eenheidsoefenterrein (EOT). Maar in de diskussies daarover in Kamer en provincie is het woord 'grote land schappelijke eenheid' niet eens gevallen. BESCHERMING VAN WAARDEN De heer Hollema deed in zijn lezing tot slot een aantal concrete voorstellen ter bescher ming van waarden in het Drentse landschap: 1. Omdat het archeologisch bodemarchief (urnenvelden, vlakgraven, celtic-fields, ne- derzettingsgronden, wegen enz.) wordt be dreigd door mengwoelen, diepploegen, ega lisatie en diepe afwatering, dienen in be stemmingsplannen maatregelen aangege ven te worden ter bescherming. Niet-be- schermde tumuli (grafheuvels) moeten pla nologisch worden beschermd of worden aan gekocht. 2. Voor geologische objekten als macro- en micro-relief, oude beekmeanders, erosieda len, pingoruïnes en veenterpjes zijn bescher mingsmaatregelen nodig; aankoop is aanbe volen. 3. Voor het behoud van belangwekkende ka velstructuren moeten ruilverkavelingsplan-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1987 | | pagina 6