De uitbreiding van Emmen 24 NELLEKE REIJS Omstreeks 1950 kwam in Emmen op grote schaal industrialisatie op gang. Men zag zich als het ware van de ene op de andere dag geplaatst voor het probleem hoe de uitbreiding aan te pakken van het oude boerendorp en hoe een aangenaam woonmilieu te scheppen voor het in de nabije toekomst snel groeiende inwonertal. In onderstaand artikel wordt in het kort geschetst hoe de planologen, stedebouwkundigen en architekten het moderne Emmen gestalte hebben gegeven en hoe men daarbij het karakter van het oude en voor Drenthe zo karakteristieke essenlandschap heeft geëerbiedigd. Hunebed in de woonvdjk Angelslo (overgenomen uit 'Bladeren in Emmen', VVV-uitgave, juni 1979) Getuige de aanwezigheid van vele hunebed den en prehistorische grafvelden moet Em men een zeer oude nederzetting zijn. De eer ste schriftelijke vermelding echter dateert pas van 1137 en betreft de hof van de bis schop van Utrecht. Deze hof vormde het centrum van een aantal verspreid liggende landerijen en boerderijen. De bewoners hier van, horigen van de bisschop, moesten hun verplichtingen in naturalia nakomen en diensten op of voor de hof verrichten. Begin 14e eeuw werd deze hof opgeheven en wer den de boerderijen in pacht uitgegeven. In 1810, het jaar van inlijving van de Repu bliek door de Fransen, werd de plaats tot zelfstandige gemeente verheven. Behalve enkele boerendorpen en -gehuchten kwam ook het uitgestrekte grote veengebied in de omgeving bestuurlijk onder Emmen. Dat was toen nog leeg, maar nadat in de tweede helft van de vorige eeuw de vervening in de zuidoosthoek van Drenthe op grote schaal begon, ontstonden steeds nieuwe veenkolo niën en groeide het inwonertal zeer snel. De grote periode van de turfwinning duurde van 1880 tot 1920. Aan het eind van de jaren twintig stortte de economie echter volledig in; de concurrentie van steenkool, gas, cokes en petroleum werd te groot. Na 1945 ver dween de turfwinning nagenoeg geheel en gold de gehele zuidoosthoek van Drenthe als ontwikkelingsgebied waar de industrie be vorderd moest worden om de talrijke werk lozen een middel van bestaan te bieden. Aanvankelijk vestigde zich industrie nabij de grootste 'arbeidsbron', in de veenkolo niën. De stafleden van de zich vestigende bedrijven kozen intussen Emmen als woon plaats, als kerkdorp vanouds de meest ont wikkelde kern en voor de oorlog uitgegroeid tot een tamelijk welvarend dorp met een be langrijke streekfunktie. AKZO In 1949 gaf de AKU (thans onderdeel van AKZO) de wens te kennen een groot bedrijf te willen stichten in de gemeente, maar dan wel in Emmen zelf. Ontwikkeling van een aangename woonomgeving met voorzienin gen op stedelijk niveau was hiervoor een vereiste. De stedebouwkundigen in dienst van de gemeente zagen zich voor de enorme taak gesteld hoe een tamelijk klein boeren dorp evenwichtig te laten uitgroeien tot een grote woon- en werkplaats voor een ge mengde bevolking; de autochtone Emmena- ren, de veenkoloniale streekbewoners en de 'import' (leidinggevend en hoger geschoold personeel, onderwijzenden, technici). Dit zonder het oude essenlandschap al te veel aan te tasten en zonder nog precies te weten hoe de ontwikkeling zich op lange termijn zou voortzetten. Gekozen werd voor een dorpsgewijze be bouwing. Rondom de kern verrees een aan tal woonwijken, als een dorp vrij in het land schap gelegen. Elke wijk kreeg de voor de bewoners noodzakelijke voorzieningen als winkels, lagere scholen en een bibliotheek, en verdeeld over de verschillende wijken kwamen instellingen, bedoeld voor de gehe le gemeente als een zwembad, middelbare scholen. In alle wijken kwam hoofdzakelijk laagbouw, gelegen tussen veel groen. EMMERMEER De eerste wijk die tot stand kwam was Em mermeer (1950-'60) die werd aangelegd op een stuk schrale ontginningsgrond, een recht wegenpatroon van meest zandwegen langs houtwallen. Binnen dit stramien werd bijna ieder verkavelingstype en'elke woonvorm toegepast die op dat moment bekend was; dit doordat de aangetrokken architekten hierop veel invloed konden uitoefenen. En al zijn verkaveling en bebouwing min of meer tra ditioneel, nieuw was wel de nadrukkelijke aandacht voor de handhaving van de be staande houtwallen en de aanleg van veel nieuwe groenvoorzieningen. De volgende wijk die ontstond was Angels lo. Een van de uitgangspunten bij de aanleg hiervan (1960-'70) was de verkeersveilig heid. Deze was namelijk in de Emmermeer, door de aanwezigheid van veel kruispunten, niet zo groot en deze fout wilde men in de nieuwe wijk vermijden. Bij de aanleg van Angelslo is afgeweken van de voor die tijd nog algemeen gangbare verkaveling: er wer den afzonderlijke woonblokken gemaakt met om doodlopende straten heen gegroe peerde huizen. De wijkvooorzieningen lig gen op loopafstand, het wegennet is sterk gedifferentieerd en er zijn grote open ruim ten in het plan opgenomen. Bij de wijk Em merhout, gebouwd in 1966-'75, is men uit gegaan van het woonerf-idee, waarbij het domein van de auto gescheiden werd van dat van de voetganger. Bij de aanleg van de wijk Bargeres, die tegen het oude esdorpje Noordbarge kwam te liggen, heeft men de 'woonbrink' ontwikkeld, een aaneenschake ling van woonerven. Op een gelukkige wijze is het Oranjekanaal, een restant uit het nabije veenkoloniale ver leden, in het plan opgenomen. Thans nadert de wijk De Rietlanden, tussen Bargeres en Zuidbarge, haar voltooiing. Daarbij wordt weer alle aandacht geschonken aan het hand haven van het bestaande landschap, en wordt de nodige afstand bewaard tot het ou de esdorpje Zuidbarge. Concluderend kan men stellen dat de uitbrei dingen van Emmen, in het licht van hun tijd, over het algemeen geslaagd genoemd kun nen worden. Het oude esdorp Emmen zelf

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1987 | | pagina 24