Het slot te Zeist Kastelen en buitenplaatsen Scholen in Groningen 20 ge geen subsidie verkregen. Toch slaagde de gemeente Etten-Leur erin om deze kerk in oude luister te herstellen. Zij is nu in gebruik als Raadzaal en ontmoetingsplaats voor al lerlei gemeentelijke activiteiten. De kerk van Etten kent een rijke geschiedenis; de eerste vermelding van een kerk dateert uit 1261. Chronologisch wordt de geschiedenis van de kerk, de bouw, het verval en het her stel op een heldere wijze uiteengezet. Voor dit onderzoek zijn diverse archieven geraad pleegd (Wols is streekarchivaris) waarbij al lerlei nieuwe gegevens aan het licht zijn ge komen. Aan de hand van vroeg 17e eeuwse tekeningen en een plattegrond van Jan Goossens en latere beschrijvingen wordt een poging gedaan een reconstructie te maken van de hallenkerk, daar over de bouw zelf geen gegevens bekend zijn. De kerk brandde in 1584 tijdens plunderingen gedeeltelijk af. De verschillende pogingen om aan geldelij ke middelen te komen voor herstel worden uitvoerig beschreven. Slechts het midden schip bleef als kerk in gebruik. De enorme zijbeuken raakten steeds meer in verval en werden nimmer herbouwd. In de loop van de eeuwen werd de kerk steeds kleiner; mat de hallenkerk ooit ca 52 X 28 m, uiteindelijk bleef er 29 x 9 m over. Tenslotte worden de verbeteringen en restauraties gedurende de 19de en 20ste eeuw vermeld evenals de uit eindelijke aanpassing tot Raadzaal. Tussen het gemeentehuis en de voormalige kerk werd een verbindingsgang gebouwd. Een kerk als raadzaal, een geslaagd voorbeeld van hergebruik. Het boekje is rijk geïllus treerd, waarvan sommige afbeeldingen nog nooit gepubliceerd werden. Dit boekje is uitgegeven als deel 6 in de reeks 'Clavis Kleine Kunsthistorische Mono- grafiën' door de Walburgpers te Zutphen. ISBN 90.6011.489.1 Prijs 12,50 AMtC Noot Voor een verslag van de restauratie van deze kerk en de relatie met de familie Van Gogh zie het artikel van Maria Roerbag in Heemschut 1986, afl. 7, p. 130) Dit boek werd uitgegeven t.g.v. het 3e eeuwfeest van het slot 1686-1986)Het lust oord werd gebouwd in opdracht van Willem Adriaan van Nassau Odijk (ca. 1632-1705), een bastaard kleinzoon van Maurits de stad houder. Tijdens zijn leven genoot hij de be scherming van Koning Willem 111 en was se dert 1673 diens gezant. De geschiedenis van Willem Adriaan, speelziek en verzot op pracht en praal, de bouw van het slot en de aanleg van de tuinen, het exterieur en het interieur worden uitvoerig beschreven, evenals het vermoedelijke aandeel van Ja- cob Roman, stadhouderlijk architect en Da niël Morot. Bij het hoofdstuk over de tuinen, die met Versailles moesten wedijveren,.wer den bijna alle gravures van D. Stopendael (begin 18e eeuw) en die van Johannes Bosch (midden 18e eeuw) afgebeeld, hetgeen een goed beeld geeft van deze verdwenen weel de. Wat er nu rest is een landschapstuin, welke vorige eeuw werd ontworpen door JD. Zocher Jr. Na de tuinen volgt een hoofdstuk over de Broederschap en de aan leg van de pleinen. Ook de restauratie (1960-1969) van het complex komt aan de orde. Tenslotte een 'Rondleiding' om een indruk te geven wat men bij een bezoek aan slot en tuinen kan verwachten. In het na woord verklapt de auteur dat het boek, een literatuurstudie, in een (te) kort tijdsbestek tot stand kwam, hetgeen hier en daar dan ook merkbaar is. De systematiek is zo nu en dan zoek. Zo wordt de geschiedenis van het slot - van bouw tot aanvang restauratie - versnipperd over de verschillende hoofd stukken. Dit leidt tot verwarring, terugbla deren en herhalingen in de tekst. Niettemin is het een bron van informatie en geeft het een aardige indruk van 300 jaar Slot Zeist. Waarbij de vele illustraties, vooral de reeds genoemde 18e eeuwse gravures, een extra vermelding waard zijn. Het Slot te Zeist, door drs Irmin Visser. Uitgeverij De Bataafsche Leeuw, 1986. ISBN 90.6997.107.2. Prijs 49,50 Deel I in de serie 'Monumenten in Rijswijk' door drs. M. Brekelmans. Naar aanleiding van de inventarisatie van kleine monumenten in de gemeente werd be sloten deze serie te starten. Rijswijk telde in het verleden ca. 50 buitenplaatsen, waarvan er slechts een twaalftal behouden zijn geble ven. Niet alleen worden deze nog bestaande lustoorden beschreven, maar ook de over blijfselen van voormalige buitenplaatsen zo als bijgebouwen en toegangspoorten. Als belangrijk onderdeel is de tuinarchitectuur te beschouwen. Van de franse stijltuinen is niets over, wel enkele landschapstuinen overleefden de enorme groei van de gemeen te Rijswijk. Aan kleine monumenten zoals bruggetjes, gevelstenen, tuinbeelden enz. wordt ook aandacht besteed. Oude afbeel dingen, kaarten, oude en recente foto's ver gezellen de tekst. 'Boerderijen en bedrijfsmonumenten' zal eind februari als deel 2 in deze serie ver schijnen. Een uitgave van de gemeente Rijs wijk (ZH) en Sijthojf Handelsdrukkerijen. ISBN 90.70682.13.3. Prijs 15,-. AMtC De ontwikkeling van het schoolgebouw voor het lager onderwijs in stad en land 1800- 1940; door H. F. Bruijel van der Palm, Th. A. M. Dohle, A. D. van der Valk en R. de Windt. De geschiedenis van het onderwijs begint in feite met de lager-onderwijswetten van 1801, 1803 en 1806. Drie factoren hebben bij de ontwikkeling van het schoolgebouw een doorslaggevende rol gespeeld. Aller eerst de invoering van het klassikale onder wijs. Aanvankelijk werden de leerlingen in één klas ondergebracht, pas veel later ont stonden de zogenaamde jaarklassen. Ten tweede de hygiënische factor. De invloed van medici en hygiënisten zoals Allebé, van Capelle en Conorel en hun publicaties waar in zij streven naar verbetering van de volks gezondheid. Richtlijnen ten aanzien van ventilatie, licht, aantal leerlingen per m2 en per klas werden door hen ontwikkeld. De derde factor is het esthetisch belang d.w.z. de invloed van het uiterlijk van het schoolge bouw en de inrichting op onderwijs en leer lingen. De vroegste 19e eeuwse scholen stonden meestal nabij de kerk en hadden vaak een overeenkomstige achitectuur. De school- bouw was een plaatselijke aangelegenheid, waarbij de financiële positie van gemeente of kerk een doorslaggevende invloed had op het gebouw en de kwaliteit van de inrich ting. Het eerstè landelijke scholenbesluit da teert van 1880. Hierin werden voorschriften met betrekking tot de bouw en inrichting ge regeld. Daarvóór bestonden er slechts niet bindende provinciale voorschriften. Wel be stonden er schoolinspecties en na 1865 ook geneeskundige inspecties. Deze waren ook bij de bouw betrokken. Door de invoering Oude gravure van Slot Zeist

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1987 | | pagina 20