Brieven
Hetfabeltje.anders
verteld
J. Roelfs Sr. geen vaste
medewerker meer
17
tief ontwerp te maken, waarbij het Molen
huis behouden moet blijven. De 'Belangen
vereniging' heeft een kort geding aange
spannen tegen G.S. wegens onzorgvuldig
bestuur. Wat er ook uitkomt, de dijkverzwa
ring moet doorgaan en Heemschut zal het
met argusogen blijven volgen.
KORT GEDING
De president van de rechtbank te Arnhem
heeft intussen vonnis gewezen in het kort
geding, dat de vereniging heeft aangespan
nen. De vereniging kwam op tegen de be
slissing van G.S., waarbij aan het Polderdis
trict Tieler- en Culemborgerwaarden op
dracht is gegeven om de dijk tussen Opijnen
en Waardenburg ter hoogte van Neerijnen
binnendijks te verzwaren. Hierdoor zouden
12 woningen moeten verdwijnen. De presi
dent meent dat G.S. geen bevoegdheid heb
ben om het polderdistrict zo'n opdracht te
verstrekken. De formulering van de betref
fende brief is in dit opzicht incorrect. Echter
heeft G.S., zo meent de president, dat ook
niet bedoeld. De eis van de vereniging om
die opdracht in te trekken wordt dan ook
afgewezen. Het vonnis zelf geeft echter de
vereniging goede hoop dat zij een stap ver
der is gekomen om de karakteristieke dijkbe-
bouwing te Neerijnen te behouden. De presi
dent meent namelijk dat de vereniging in het
verdere verloop van de procedure nog in
spraak kan hebben op het tracé. Hij zegt in
zijn vonnis dat het gezien de vele bij de dijk-
verbetering betrokken belangen niet ondenk
baar is, met name gelet op het kostenaspect
dat tot nog toe onvoldoende is onderzocht,
dat het polderdistrict uiteindelijk tot een ge
wijzigde uitwerking van het plan zal komen.
Aan de door G.S. geopperde mogelijkheid
van herbouw, waarbij het beschermde
dorpsgezicht onverlet blijft, hecht de presi
dent groot belang. Hierbij geeft hij als zijn
mening dat de financiële consequenties daar
van wel eens kunnen zijn dat er alsnog geko
zen moet worden voor een buitendijkse ver
zwaring.
Al met al is het behoud van het dorp Neerij
nen een stap dichterbij gekomen.
Enerzijds is het bevredigend als blijkt dat
men zich ernstig heeft verdiept in het fabel
tje van het eigentijdse bouwen, anderzijds is
het misschien toch teleurstellend als blijkt
dat juist de achtergronden daarvan niet zijn
herkend. Is de reactie van de heer Glasius zo
wezenlijk verschillend van hetgeen is ge
schreven in Heemschut october 1986 no 10?
Daarin zijn als grondslagen van het nieuwe
bouwen in het oude stadsbeeld genoemd de
bezinning op de oude schoonheid en de
moed om de eenvoud te betrachten; ook de
heer Glasius stelt als belangrijkste criteria
dat de nieuwbouw bescheiden moet zijn en
zich niet opdringt te midden van de oudere
buren. Dat lijkt toch niet in tegenspraak met
elkaar te zijn.
Of misschien toch wel? Het blijkt immers
dat het probleem van verschillende achter
gronden uit werd beschouwd. De een kijkt
met een stille aanbidding terug op het schone
verleden en de ander droomt van een andere
wereld en hij droomt van een nieuwe
schoonheid. Het is toch zo dat elke tijd zoekt
naar een eigen schoonheid; een schoonheid
die de weerspiegeling is van de tijd, als een
visie op het maatschappelijke en culturele
leven van die tijd. Daartoe zijn nodig het
open oog en het warm kloppend hart, zowel
van de vakman als van de leek.
De deskundigheid van de leek is zijn ondes
kundigheid. Hij wordt immers bij de beoor
deling van de bouwkunst niet belemmerd
door de kennis van de bouwkunde, de kunst
geschiedenis en de kunstfilosofie. De leek
benadert de bouwkunst met het open oog en
met de eerbied voor de creatieve prestatie;
hij kent geen angst voor de kunst.
Nu rijst de vraag of de heer Glasius wel zulk
een leek is. Heeft hij misschien toch angst
voor de kunst? Zijn opmerking over de ar
chitect, die zijn eigen stempel op een bouw
werk wil zetten en daarmee 'per definitie'
niet geschikt is om een gat in een zeven
tiende eeuwse grachtewand op te vullen
duidt op zulk een angst; het is bovendien in
strijd met de geschiedenis.
Jacob van Campen heeft toen hij het Stad
huis aan de Nieuwezijds Voorburgwal
bouwde tussen de Nieuwe Kerk en de kleine
koopmanshuizen toch echt wel een heel ei
gen stempel op zijn bouwwerk gezet en
daarmee richting gegeven aan de komende
tijd: Pieter Post, Vingboons en Dorsman.
Dr. H. P. Berlage heeft zijn Beurs gebouwd
in een bestaande omgeving en ook heeft hij
duidelijk een eigen stempel op zijn werk ge
zet; een stempel dat bepalend was voor een
komende tijd: Van Epen, Kromhout en JF.
Staal.
Ir. Jan Buijs heeft ook op het door de heer
Glasius verguisde gebouw van de Arbeider
spers aan het Hekelveld/Spuistraat een eigen
stempel gezet, dat heeft bijgedragen tot een
nieuwe architectuur van de toekomst: Van
Loghem, Oud en Van der Vlugt.
Voor Van Campen, Berlage en Buijs geldt
het woord van Renate Rubinstein: de toe
komst is het leukste van het heden.
Het gebouw van de Arbeiderspers - met een
van de mooiste trappenhuizen van Amster
dam - getuigde niet alleen van een innerlijke
beschaving maar ook van de hoop op een
betere wereld. Daarvan is helaas in de ge
makzuchtige architectuur van het Sonesta-
hotel niets terug te vinden.
De kracht van de behoudzucht vergt minder
spanning dan de kracht om rustig kijkende
inzicht te verwerven. Alleen met piëteit voor
de monumentale omgeving zal een gat in een
historische wand niet kunnen worden inge
vuld. Daartoe is ook nodig de geschiedenis
van de monumenten te beschouwen.
Die geschiedenis wijst er altijd weer op dat
de functies, de zeden, gewoonten en smaak
van de maatschappij karakteristiek zijn ver
taald in een bouwkunstige vormgeving. Zo
is het boeiende stadsbeeld ontstaan én ge
groeid.
'Als alleen de vorm overblijft gaat het begrip
geschiedenis over in herinnering; dan ont
staat het museum. En als men in onze tijd
praat over stadsreparatie dan kan dat niet be
tekenen het stadsbeeld heel en compleet te
maken, maar het betekent karakteristieken
van de plaats te herkennen en te accepteren'
Holzbauer
Toegegeven dat er helaas maar heel weinig
goede voorbeelden zijn aan te wijzen van
nieuwe bouwwerken die harmoniëren met
het oude stadsbeeld. Dat komt omdat vele
architecten gemakkelijker de uiterlijke vorm
vinden dan dat zij doordringen tot de wezen
lijke achtergronden. Toch is het nodig dat zij
in alle eenvoud eerlijk een visie op de toe
komst in hun werk zullen vertolken opdat de
binnensteden levend blijven.
Tenslotte nog enige korte antwoorden op de
kritiek van de heer Glasius ten aanzien van
de gegeven voorbeelden.
Uit-stekende balconnetjes in een overigens
vlakke straatwand zijn iets anders dan de
Edamse balconnen van een vrijstaand pand
in een groenstrook.
Het open oog zal de overeenkomst tussen de
verhouding van de roedeverdeling van de
nieuwe Werkspoorpui en die van de oude
kruisramen stellig herkennen; in 1958 ont
ving Duintjer voor dit tussenlid de architec
tuurprijs van de gemeente Amsterdam-.
In de witte omgeving detoneert het witte
huis in Heemstede echt niet, mede door de
fijne geleding van de bouwmassa ten opzich
te van de belendingen. De onbevangen be
schouwer zal de verwantschap ervaren met
de boerderij Terziet (1678) op de omslag van
Heemschut october 1986 no 10.
H. Knijtijzer, architect te Amsterdam
Holzbauer: rede uitgesproken ter gelegenheid van
de opening van het Academisch jaar 1986-1987 van
de Universiteit van Amsterdam.
De heer Roelfs Sr. heeft om gezondheidsre
denen zijn medewerking aan het tijdschrift
beëindigd. Roelfs is vanaf 1981 redacteur
van Heemschut geweest en was het afgelo
pen jaar als medewerker aan ons blad ver
bonden. Wij danken hem voor zijn vele
werk voor Heemschut. Van zijn boeiende
interviews hebben wij erg genoten. Wij
wensen Roelfs nog een goede tijd toe.
JK