225
die tijd over het algemeen nogal steun had
den van de linkse partijen. Die zagen in, dat
er met doorbraken in steden en het opruimen
van monumenten te veel knievallen ge
pleegd werden voor de grote industrieën en
het verkeer. De linkse partijen waren niet
gewend om alle mogelijke belangen koste
wat het kost te ontzien, die hadden geleerd
hun mond een beetje wijder open te trekken
als het nodig was. Daar hebben we in die tijd
zowel voor de natuurbescherming als voor
Heemschut nogal wat plezier van gehad. In
die jaren, kort na de oorlog. Nu is iedereen
voor het behoud van monumenten. Maar
toen was het anders. Het feit bijvoorbeeld,
dat ik nooit een auto gehad heb, dat ik
fietste, maakte mij verdacht! -Alsof je de
vooruitgang van de techniek niet goed ge
zind was! Daar moesten we dus tegen op
boksen.'
Zoals gezegd, de strijd was vaak tevergeefs.
Den Bosch bijvoorbeeld, wemelde van de
cultuurbarbaren. Zo moest er in de vijftiger
jaren een nieuw gebouw van V D komen,
precies tegenover het stadhuis. Het werd
geen monument. Van Weede: 'Het is een
compleet betonnen gevaarte geworden, te
genover het stadhuis, in een heel aardige
straatwand. Dat hebben we gewoon verlo
ren. Wij hadden een meer gezichtsbepalend
gebouw gewild, dat minder schade in de
straatwand veroorzaakte. Datzelfde gold ook
voor de Middenstandsbank op de hoek To
renstraat/Kerkstraat in Den Bosch, tegen
over de Sint Jan. Hoe krijg je het in je hoofd
om zo'n betonnen kolos neer te zetten?
Heemschut heeft geen kans gezien - we heb
ben onze stem echt wel laten horen, hoor -
om dat te winnen. Het was ons - om een
ander voorbeeld te noemen - ook niet duide
lijk, waarom men het oude Gouvernement in
de Bossche Ververstraat niet een mooie re
presentatieve functie heeft gegeven. Het
wordt nu museum, waardoor achter het ge
bouw grote puisten van glas verrijzen. Ge
lukkig hebben we op details nog veel kunnen
bereiken, zodat er bijvoorbeeld allerlei open
haarden zijn gebleven. Maar wij hadden het
Gouvernement veel liever niet als museum
gehad, dat hebben wij gewoon verloren.'
Van Weede van Dijkveld was van beroep
directeur van een brandwaarborgmaatschap
pij in Den Bosch, een dochter van de Hol
land in Dordrecht. Dat bood zekere voorde
len voor Heemschut. De vergaderingen wer
den altijd op zijn kantoor gehouden, er werd
koffie door het personeel geschonken, zijn
privésecretaresse verzorgde de notulen, alles
werd op zijn kantoor gedaan. Met goedvin
den van zijn directie in Dordrecht: 'Ik kreeg
door Heemschut veel relaties voor mijn
maatschappij, het grootste deel van de ge
meentebesturen in Brabant kende ik.'
Van Weede placht in zijn strijd voor het be
houd van monumenten niet met de vuist op
tafel te slaan, een fox-terriër was hij niet.
Eerder een man van het redelijk overleg bij
een kop koffie of een glas bier. Een doorbij
ter was hij wel. Overigens niet alleen voor
Heemschut. Hij bezette (doet het voor een
deel nog) een flink aantal bestuurszetels. Het
meest in strijdorganisaties voor het behoud
van natuur- en cultuurmonumenten. Bij
voorbeeld van de Vereniging tot Behoud van
Natuurmonumenten, de Contactcommissie
voor Natuur- en Landschapsbescherming,
Brabants Landschap, Bossche Monumenten
zorg, De Hollandsche Molen.
Overigens heeft hij veel waardering voor
meer militante monumentenbeschermers zo
als mr P. van Vlijmen en mr. H. Bergé,
voormalig resp. huidig voorzitter van de
Provinciale Commissie in Noord-Brabant.
Zulke mensen zijn voor een dynamische
strijdorganisatie als Heemschut onontbeer
lijk, vindt hij, al lopen ze wel eens heel
hard. Ook de onlangs bij het Heemschut
bureau vertrokken redaktiesecretaresse
mevr. P. A. Hengeveld-Brand vond hij een
raspaardje, dat niet zo gauw bij de pakken
neerzat en veel voor Heemschut gedaan
kreeg.
Als je meer dan 35 jaar bestuurslid bent van
De Hollandse Molen, moet je iets met mo
lens hebben, veronderstelt de interviewer.
Dat blijkt te kloppen. Het is niet zo, vindt
Van Weede, dat als je er een gezien hebt, je
ze allemaal gezien hebt. 'Ten eerste zijn er
zoveel verschillende molentypen (hij noemt
er een stuk of wat). Ze vertonen dikwijls
zulk prachtig metselwerk en gedegen werk
tuigbouwkunde met hele mooie houtsoorten,
heel fijn en doelmatig met ontzettend veel
zorg in elkaar geknutseld. En ze zijn ge
zichtsbepalend voor het landschap, dat is de
voornaamste reden om ze te sparen.'
ZOEKEN NAAR EEN BESTEMMING
Het huidige klimaat rond monumentenbe-
houd is veel beter dan het nog niet zo lang
geleden was. De noodzaak daarvan is vol
gens Van Weede in een veel grotere kring
van de bevolking gemeengoed geworden.
Wat niet wil zeggen, dat er voor Heemschut
niets te doen valt. Van de laatste jaren herin
nert Van Weede zich drie opvallende knel
punten, die hij telkens weer tegenkwam.
Ten eerste. 'De stap van algemene overtui
ging naar het konkrete geval, daar moet je
wel eens moeite voor doen. Je moet nogal
eens zeggen: als jullie het er dan mee eens
zijn, dat een mooie oude dorpskern waarde
heeft, dan moet je een fraaie oude gevel ge
woon laten staan, ook al wil een RABO-
bank zich daar vestigen. Gelukkig zijn er
tegenwoordig in elk dorp ook heemkundige
kringen en aktiegroepen, die je steunen. Dat
was vroeger lang niet zoals nu.'
Een tweede, veel groter probleem nog, is het
vinden van een goede bestemming voor een
monument. Een gebouw, dat niet gebruikt
wordt, is immers meestal ten dode opge
schreven. 'De onderhoudstoestand van mo
numenten is dikwijls heel, heel slecht, voor
al van monumenten, die niet zo spectaculair
zijn. Gemeentebesturen, die eigenlijk last
hebben van een bepaald monument en het
dolgraag zouden slopen, verwerven het in
eigendom en laten het vervolgens verkom
meren, plegen geen groot onderhoud meer.
Op een gegeven moment gooit de jeugd de
ruiten in. 'Het is een schande voorde straat,'
zegt dan de gemeente en sloopt het gebouw.
Kijk, dat soort dingen komt veel voor. Je
moet er als Heemschut achteraan om te pro
beren zo'n gemeentebestuur tot onderhoud
te krijgen. Neem nu de Pieterskerk in Den
Bosch. De eigenaar - of dat het bisdom of
het kerkbestuur was weet ik niet meer - zat
er mee in zijn maag, voor onderhoud was
geen geld. Men wilde het gebouw zo gauw
mogelijk slopen. Heemschut heeft er voor
gevochten, maar ook in dit geval verloren.
De kunst van heemschutters is dikwijls een
bestemming vooreen gebouw te zoeken. Als
je een grootindustrie weet, die een gebouw
zoekt voor konferenties, een vakantiecen
trum voor het personeel en zo, dan kun je
een gebouw redden. Je kunt geen gebouw
redden waarvoor je geen bestemming weet.'
Tijdens het interview schiet Van Weede nog
een derde knelpunt te binnen: prestigeobjec
ten. 'Een gemeentebestuur wil een prestige
object laten bouwen, een nieuw gemeente
huis in plaats van een heel leuk oud raad
huis. Ze weten wel, dat het oude leuk en
typisch Brabants is, maar de prestigezucht is
dusdanig groot dat ze toch zo'n gebouw slo
pen. Dat is ook één van de grote bedreigin
gen van monumenten. Een voorbeeld is
Haarend (10 km zuidelijk van Den Bosch
gelegen).
TWIJFELGEVALLEN
Is de aandacht van Heemschut, nu de be
langstelling voor monumentenbehoud toege
nomen is en de grote, onomstreden gebou
wen en gezichten redelijk veilig gesteld zijn,
zich niet steeds meer gaan richten op de twij
felgevallen? Een hoogstens leuk raadhuis,
een verdomd aardige kerk, een enig huisje?
Van Weede: 'Het zijn inderdaad dikwijls die
twijfelgevallen. Een oud klooster, het Jaco-
busklooster in Eerssel. We zijn jaren bezig
geweest om dat te sparen, een goede bestem
ming te geven. Het is architectonisch niet zo
bijzonder, maar wel een typisch voorbeeld
uit de tijd van de opkomende katholieke
emancipatie. Een gebouw toch met een ze
kere monumentale werking. Maak daar nou
een representatieve ruimte voor de gemeente
voor, hadden wij het gemeentebestuur aan
bevolen. Het gemeentehuis moest toch uit
gebreid worden, daar kon de representatie
niet meer plaatsvinden. Ook hier hebben wij
verloren, het klooster is gesloopt. Dit was
zo'n twijfelgeval. En zo zijn er inderdaad
vele.'
Aan het slot van het interview is er nog niets
dat hij kwijt wil. Monumenten, vindt Van
Weede, worden niet in stand gehouden voor
een handjevol kuituurminnaars. Hij is er vast
van overtuigd, dat een mooie oude binnen
stad het gedrag van vele mensen beïnvloedt,
vaak onbewust. Je hoeft niet naar een ge
bouw te kijken om er invloed van te onder
gaan. 'De Maastrichtenaar, Amsterdammer
of Bosschenaar is anders dan de stedeling of
dorpeling in een plaats met weinig monu
menten,' zegt hij. Al kan hij moeilijk aange
ven, hoe anders. Meer ontvankelijk voor
schoonheidsindrukken, denkt hij.