Niet echt sprake van een Limburgse vakwerktraditie 181 COEN EGGEN Zeker na de afgelopen zomer, met een hoop binnenlands vakantieverkeer zal menige Nederlander bij het noemen van de term vakwerkbouw meteen Limburg roepen. Ten onrechte, natuurlijk, want niet alleen is Limburg, en dan meer speciaal het zuiden van de provincie, niet het enige gebied in Nederland waar vakwerk-, of beter, houtskeletbouw, voorkomt, maar ook binnen het te behandelen gebied is vakwerkbouw maar één van de bouwmethodes, en dan vergeleken met het aantal gebouwen in mergel zo'n 25000) niet eens de meestvoorkomendeWèl de spectaculairste, en in elk geval meest tot de verbeelding sprekende. Daarom eerst een historische opmerking vooraf: J.J. Voskuil heeft in zijn 'geschiede nis van de wanden van het boerenhuis in Nederland' (Van vlechtwerk tot baksteen) een goed beeld gegeven van de verschui ving in tijd en geografie van de techniek van het vlechten van wanden, inherent aan het bouwen in houtskelet. Daaruit blijkt dat er in de middeleeuwen al een versteningsgolf, waarbij houtskelet vervangen werd door baksteen, op gang komt, die in de vorige eeuw pas Zuid-Limburg bereikte, en die net te kort heeft geduurd om ook hier alles weg te vagen. Ook de gigantische afbraakwoede van de jaren '50 en '60 is dat niet gelukt, maar dat is een ander verhaal. Het nog bestaan van vakwerkbouw in Limburg is dus een zaak van achterblijvende economie in de vorige eeuw, een relatief lange tijd waarin bouw- hout beschikbaar was, de geografische lig ging t.o.v. met name de Eifel, waardoor de daar wel verder levende traditie vakwerk bouw ten dele sociaal acceptabel hield. Be langrijk was tenslotte de in deze eeuw sterk opkomende interesse van buitenaf voor va kwerkbouw zodat de traumatische slooppar- tij een psychotische restauratiepartij werd. Dat laatste om aan te geven, dat er zo op het oog een hoop is blijven bestaan, waarvan de architectuurhistorische waarde door al te ri- goreuze restauratie is teruggebracht tot het absolute minimum. Debet daaraan is in ho ge mate het gegeven dat vakwerkbouw lan ge jaren is behandeld als baksteenbouw, wat eenvoudig neerkomt op het in elkaar schui ven van twee constructiemethodes die hoe genaamd niets met elkaar te maken hebben. ARCHITECTUUR HISTORISCHE WAARDE Waaruit bestaat dan die architectuurhistori sche waarde, en hoe had die dan gewaar deerd moeten worden? Dat is de vraag die de laatste tien jaar geregeld gesteld is. Een vraag die op basis van de voorhanden zijnde kennis niet afdoende te beantwoorden was, en die derhalve in het beste geval had moe ten leiden tot zeer delicate restauraties, iets, waar nu net in diezelfde jaren, tijdens de landelijke restauratiehausse geen tijd voor was. Om die waarde vast te stellen dient het Lim burgse gebied waarin vakwerkbouw voor komt onderverdeeld te worden in histori sche invloedssferen, gerelateerd aan econo- de bouwheren: adelijke belgen uit het Hene gouwse (Winselerhof te Schaesberg). KEMPISCH VAKWERK De economische invloeden laten zich afle zen uit constructiedetails die een aanwijsba re herkomst buiten het huidige Limburg hebben. Het allerfraaist is dat aan te tonen met het zogenaamde 'kempische vakwerk', waarbij de vlechtstokken aan de voorzijde op de regels gespijkerd zijn, in tegenstelling tot het meer gebruikelijke tussen de regels in spannen. Op die 'kempische' methode bestaat overi gens weer een Limburgse variant, die erin bestaat dat die vlechtstokken aan de binnen zijde van de regels tegen die regels zijn gespijkerd. Met dit soort in het oog lopende manieren van werken is meteen de architec tuurhistorische waarde bepaald, en die zou dus gewaardeerd moeten worden. Helaas is het zo, dat op twee magere voor beelden na, alle 'kempische' vakwerk, in clusief de limburgse variant, weggerestau- reerd is, omdat het niet herkend werd, of omdat een bezitter van een vakwerkpand 'recht' heeft op een echt vakwerkje, dus mét vakken. We zullen het dan verder niet hebben over het verschil in raambehandeling en -detail lering, die in tijd en soort in het zuid-oosten Raam met gebogen bovendorpel, uitgezaagd in de regel. Plaats: Terstraten. Jaar: plm. 1750. mische belangenterritoria. Meer concreet: het feit dat Sittard een Gulikse stad was leverde in termen van vakwerktraditie een iets ander constructief beeld op dan Maas tricht, met een deels zelfstandige traditie, deels maaslandse invloed. Heel concreet wordt het wanneer een bepaalde versterkte hoeve een schuur oplevert die volledig af wijkt van wat er als gangbaar aangemerkt kan worden, iets wat terug te voeren is op van de provincie een andere evolutie laat zien dan in de noordwest-hoek. Wellicht nog opvallender is het gebruik van teksten op deurkalven, poortbalken en an- kerbalken in de topgevel. Niet alleen is dit fenomeen in de noordwest-hoek veel vaker waar te nemen dan in het zuidoosten, waar bij de lijn Geulle/Beek - Jabeek globaal de scheidingslijn is - maar ook de wijze van verwerken is wezenlijk anders.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1986 | | pagina 19