Veeartseniic
lijcomplex
lik nieuwe
bestemmingen
159
trum van de Bouwkunst gebruiken. Vervol
gens werden criteria ontwikkeld aan de
hand waarvan de beoordeling kon plaats
vinden of een pand al of niet moest worden
aangemerkt als monument.
Met name deze bepaling van de criteria
bleek moeilijk omdat op landelijk niveau
nog weinig vergelijkingsmateriaal voorhan
den was. In de publicatie worden ze uitvoe
rig toegelicht.
Op basis van de inventarisatie, de beoorde
ling en de publicatei heeft het College van
B&W van Utrecht het voorstel aan de ge
meenteraad gedaan 215 panden aan te mel
den voor plaatsing op de Rijksmonumenten
lijst. De gemeenteraad zal waarschijnlijk in
september 1986 zijn standpunt bepalen.
Ook heeft het College stappen ondernomen
die moeten leiden tot plaatsing van een
groot aantal panden op de gemeentelijke
monumentenlijst.
S. W. de Vos is beleidsmedewerker Monu
mentenzorg ter Secretarie van de gemeente
Utrecht.
1. Overzichtplattegrond terrein. (D. Valentijn)
I. Gildestein; 2. Kantoor; 3. Poortgebouw;
4. Stallen uit 1875; 5. Onderwijsgebouw;
6. Pathologisch Instituut; 7. Sectiegebouw;
8. Manege; 9. Paardestallen; 10. Hondestal;
II. Proefdierstallen; 12. Instituut Chirurgie;
13. Wagenschuur; 14. Kadaververbranding;
15. Hoefsmederij; 16. Proefboerderij
17. Veterinair Anatomisch Instituut;
18. Kliniek voor kleine huisdieren.
916 - 192 5
D. VALENTIJN
Dankzij een buurtinitiatief zal waarschijnlijk een heel interessant negentiende eeuws uni
versiteitscomplex, de voormalige Rijksveeartsenijschool in Utrecht kunnen worden behou
den. Na een aantal bouwkundige aanpassingen kan een groot deel van het complex worden
herbestemd voor wonen. Het resterende deel kan andere passende bestemmingen krijgen.
In dit artikel wordt ingegaan op de historie van school en architectuur en op de plannen tot
herbestemming
2. De achterzijde van de oude katoenfabriek van Pötnner en Quincke rond 1890, met links de lage
aanbouw uit 1872, die tot 1921 dienst heeft gedaan voor de lessen in anatomie. (Foto: Gemeentelijke
Archiefdienst Utrecht TA Q6 26.7 (E)
De bebouwing van de voormalige Rijksvee
artsenijschool (afb. 1) is vrijwel geheel ge
legen op een langgerekt stuk terrein aan de
oostzijde van Utrecht. Dit gebied wordt
omsloten door de Biltstraat, Biltse Grift,
Krijtstraat en de Bollenhofsestraat. Het
complex is geleidelijk gegroeid in de perio
de tussen 1821 en 1924 en bezit door de
veelal voor een specifieke functie ontwor
pen opzet en door de verscheidenheid aan
bouwstijlen van de verschillende gebouwen
een uniek karakter.
Aan het eind van de 18e eeuw werd, onder
meer door de grote sterfte onder het vee, de
oprichting van een opleidingsinstituut voor
veeartsen noodzakelijk geacht. Het zou tot
1819 duren voordat van overheidswege de
oprichting van een dergelijk instituut daad
werkelijk tot uitvoering werd gebracht. Me
de in verband met de centrale ligging, de
aanwezigheid binnen de stad van een cava
lerieregiment en de niet onbelangrijke
veemarkten werd de school in Utrecht ge
vestigd. Hiervoor werd in 1819 een stuk
land gekocht, waarop de buitenplaats Gil
destein (Biltstraat 168) en een leegstaande
fabriek (Biltstraat 172) waren gelegen. Bij
de eenvoudige buitenplaats, uit omstreeks
1680 behoorde oorspronkelijk een grote tuin
met een vijver, warmoezeniersland en wei
land. In 1813 werd dit landgoed gekocht
door de heren Pötnner en Quincke, die een
katoendrukkerij vestigden. Zij lieten er een
fabriek bouwen. Dit gepleisterde pand (afb.
2) op een U-vormige plattegrond met de
open zijde langs de Biltse Grift kreeg een