Jongere bouwkunst in Utrecht geïnventariseerd jongere bouwkunst in Utrecht 158 S. W. DE VOS In het najaar van 1985 heeft de wethouder voor Monumentenzorg van de gemeente Utrecht, de heer W. P. Chr. van Willigenburg, het eerste exemplaar van de publicatie 'Jongere Bouwkunst in Utrecht' aangeboden aan de plv. directeur generaal van het Ministerie van WVC, de heer JJesserun. Deze publicatie, door de wethouder gekenschetst als handzame reisgids, kwam tot stand onder redactie van de Monumentenzorg van de gemeente Utrecht. De publicatie (foto 1is in de boekhandel te koop 137p. 24,90). Het bijzondere van deze publicatie ligt niet zo zeer in het feit dat Utrecht met het ver schijnen van dit boekje de eerste grote mo numentengemeente is die een totaal beeld heeft verkregen omtrent de jongere bouw kunst in de gemeente. Het belang is vooral dat de in de publicatie beschreven inventari satie is gebaseerd op de nieuwe, door de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg ontwikkelde criteria. UTRECHT KOPLOPER Alvorens op de inventarisatie zelf in te gaan, is het nodig uit te leggen hoe het komt dat Utrecht nu al een complete inventarisa tie heeft van de jongere bouwkunst, terwijl in andere monumentengemeenten het pro ces nog op gang moet komen, of nog in het beginstadium verkeert. Die verklaring is voor een deel te vinden in het feit dat in de jaren '60 en '70 enkele belangrijke jongere monumenten in Utrecht zijn gesloopt. De sloop van het door Van Ravesteijn gebouwde NS station riep nog slechts reacties op van echte monumenten fanaten. De voorgenomen sloop van 'De Utrecht' aan het Leidse Veer (foto 2) ver oorzaakte evenwel een storm van protest. Hoewel de gemeenteraad tot 'amovering' besloot, had dit tot effect dat overgegaan werd tot een inventarisatie van de jongere bouwkunst. Immers, in de gebieden van de oude, omvangrijke saneringsplannen was veel van die jongere bouwkunst geconcen treerd. Overigens zij vermeld dat de toenmalige minister van CRM een eerste aanzet heeft gegeven tot bescherming van de jongere bouwkunst in Utrecht. Zo zijn o.a. het Riet veld Schröderhuis - het enige pand in Ne derland dat voorkomt op de lijst van UNESCO van wereldmonumenten - de drie hoofdgebouwen van de NS aan het Mo- reelsepark (foto 3) en enkele Zocherpanden aan de Van Asch van Wijckskade onder de bescherming van de Monumentenwet ge bracht. Een beslissing over een aantal ande re objecten van de jongere bouwkunst is door de minister aangehouden in afwachting van de totale inventarisatie van de jongere bouwkunst in Nederland. 3. De drie hoofdgebouwen van de Nederlandse Spoorwegen aan het Moreelsepark. V.r.n.1.: HGB1 uit 1874 (M. J. Kamperdijk en C. Vermeijs), HGB II uit 1893-95 (J. F. Klinkhamer), HGB III uit 1918-21 (G. W. van Heukelom). (Foto: Gemeentelijke Fotodienst Utrecht) Monumentale panden in de stad Utrecht uit de periode 1850-1940 1Omslag van het boekje dat een inventarisatie van de Jongere bouwkunst in de stad Utrecht uit de periode 1850-1940 bevat. 2. Gebouw van de verzekeringsmaatschappij 'De Utrecht' aan het Leidse Veer. Gesloopt in 1974. (Foto: Gemeentelijke Fotodienst Utrecht) De Utrechtse inventarisatie is voorbereid door de onderafdeling Monumenten van de Dienst Bouwen en Wonen van de gemeente Utrecht. Vijf, in gemeentedienst werkzame deskundigen hebben een foto-inventarisatie van de jongere monumenten gemaakt.Deze inventarisatie, die in de loop van de beoor deling werd aangevuld, besloeg uiteindelijk een 700-tal panden. Na de inventarisatie werd een indeling in categorieën gemaakt overeenkomstig die, welke de Rijksdienst voor de Monumenten zorg en het Nederlands Documentatiecen-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1986 | | pagina 26