Archeologie in Utrecht waarom en hoe? 147 T. J. HOEKSTRA Wat is archeologie? Archeologie is een tak van de historische wetenschap die zich, net als de geschiedweten schap zelf, bezig houdt met de menselijke samenleving en zijn omgeving in het verleden. Het verschil tussen beide disciplines zit hem in de bronnen en technieken die ze gebruiken: de historicus baseert zijn beeld van het verleden voornamelijk op geschreven stukken, de archeoloog op de andere overgebleven, materiële zaken. Daar het schrift een betrekkelijk recente uitvinding is, overziet de archeoloog een veel langer stuk van de menselijke geschiedenis. In de vóórschriftelijke, zogenaamde prehistorische periode ligt de recon structie van het verleden geheel in handen van de prehistorisch archeoloog. Zodra er sprake is van geschreven stukken, en zeker naarmate die in groter getale aanwezig zijn, kan een 'stereoscopisch' beeld ontstaan, omdat de menselijke geschiedenis dan van twee kanten bekeken kan worden: met twee ogen ziet men meer 'diepte' dan met één. In het vervolg van dit stuk zal de prehistorische archeologie buiten beschouwing worden gelaten, omdat die in de stadsarcheologie van Utrecht een zeer ondergeschikte rol speelt. In uiterst versimpelde vorm kunnen de technieken van de historicus en van de archeoloog omschreven worden als: de historicus leest, de archeoloog graaft. Dat er voor het lezen van originele stukken nogal eens wat extra kennis nodig is om te kunnen begrijpen wat er geschreven staat, mag bekend verondersteld worden. Zo is ook het 'graven' van de archeoloog maar een klein, hoewel belangrijk, onderdeel van het werk, zeker als men het bestuderen van bovengrondse materiële zaken, zoals de (resten van) gebouwen eveneens tot de archeologie rekent. 1. Aardewerk uit de 17e eeuw gevonden in een dichtgegooid keldertrapgat in het pand Hamburgerstraat 38 (Foto: Gemeentelijke Fotodienst Utrecht) MOGELIJKHEDEN EN BEPERKINGEN Het verleden is in het algemeen slechts frag mentarisch aan ons overgeleverd, zowel wat geschreven materiaal als wat materiële res ten betreft. Beide zijn dus hard nodig om een zo volledig mogelijk zicht op leven en werken van onze voorouders te krijgen. Wat zijn de specifieke mogelijkheden die de ar cheoloog daarbij biedt? Archeologische res ten zijn 'onpartijdig': zowel van armen als van rijken zijn de bezittingen bewaard ge bleven (foto 1). Niemand heeft zijn gebro ken huisraad, zijn huisfunderingen of de grenssloten van zijn grondbezit achtergela ten met de bedoeling dat die later nog van nut zouden kunnen zijn. Geschreven bron nen zijn juist zeer vaak met het oog op de toekomst vervaardigd: kronieken voor toe komstige lezers, eigendomsbewijzen om het nageslacht duidelijk te maken wie wat bezit, wetten en bepalingen om na te leven. De archeologie geeft dus een onpartijdiger ge schiedverhaal, waarbij wel opgemerkt moet worden dat ook hier toch weer de rijken en machtigen oververtegenwoordigd zijn: zij hebben nu eenmaal meer bezittingen en hun huizen zijn van betere kwaliteit, zodat ze beter de eeuwen kunnen doorstaan. Het 'toevallig bewaard zijn' maakt het ar cheologisch bronnenmateriaal natuurlijk minder systematisch van aard dan de vaak door officiële instanties, zoals een stadsbe stuur of een klooster, aangelegde archieven. Een ernstige beperking bij de archeologi sche resten is de mate waarin de voorwer pen en structuren in en boven de grond bewaard zijn gebleven. Twee voorbeelden mogen dat duidelijk maken. Het is bekend dat in de middeleeuwen de meeste huizen in onze streken van hout ge maakt waren. Hout is een vergankelijk ma teriaal, zowel boven als onder de grond. Echt houten huizen zijn dan ook nauwelijks bewaard gebleven. Ook hun (ondiepe) fun damenten zijn zelden in de bodem terug te vinden als zij later door diep gefundeerde huizen vervangen werden. Afgedankte hou ten voorwerpen verdwenen meestal in het vuur en als zij al in de grond terecht kwa men, bleven zij alleen in bijzondere (van de lucht afgesloten) omstandigheden bewaard. De" middeleeuwse textielindustrie is door zijn strakke reglementering uit geschreven bronnen goed bekend. De hoeveelheid tex tiel die bij opgravingen gevonden wordt, is echter door de vergankelijkheid van het ma teriaal, miniem. Precies andersom is het met het aardewerk gesteld. Op een enkele uitzondering na is over die tak van industrie niets uit de schriftelijke bronnen bekend. Bij opgravingen maakt aardewerk evenwel zeker 90% van het vondstmateriaal uit (foto 1). Het breekt immers snel, is daarna waar deloos en bovendien vrijwel onvergankelijk Door deze oververtegenwoordiging van het aardewerk ontstaat soms de indruk dat de mensen vroeger vrijwel uitsluitend aar dewerken huisraad hadden. 2. Gedeelte van een I2e-eeuws (toren?) fundament aan de noordzijde van de Waterstraat. De opgravingssleuf is smal vanwege de belendende huizen, maar diep door het dikke bewonings pakket. (Foto: Gemeentelijke Fotodienst Utrecht)

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1986 | | pagina 15