Tiende orgelvoettocht in
Utrecht
Heemschut heeft
nieuwe leden hard
nodig.
Werf leden en geef u
zélf daarmee 'n kans
op een vliegreis naar
Rome voor twee
personen.
128
dogmatische instelling aanwezig is. Die
dogmatische instelling komt een enkele keer
treffend naar voren. Toen wij eens een fer
vent voorstander van eigentijds bouwen
vroegen waarom hij de dakschilden van een
gebouw met zink in plaats van met pannen
wilde afdekken, gaf de man ten antwoord:
'ach, ik heb niets tegen pannen maar zink
vind ik eigentijdser'. Het werden tenslotte
leien, bij wijze van compromis, 'omdat dat
er tussen in zat'Raadselachtig zegt u? Voer
voor psychologen? Tja, die conclusie dringt
zich welhaast op als we zien dat diezelfde
architecten in nieuwe woonwijken, waar
een historische binding uiteraard ontbreekt,
de kansen om nu eens echt eigentijds te
bouwen, helemaal niet aangrijpen. Vaak ge
beurt het tegenovergestelde. Gebouwen die
naar hun opzet als betonbouw aan te merken
zijn, worden namelijk veel bekleed met...
baksteen.
DE BEVOLKING
In de praktijk spelen de opvattingen van de
burgers, de eigen inwoners, dikwijls pas
een rol als het te laat is. Wij leiden daaruit
af dat er in het algemeen een te grote afstand
bestaat tussen de bewoners van een stad
enerzijds en de bestuurders met hun deskun
digen anderzijds.
Merkwaardigerwijs wordt ook in vakstudies
aan dat onderwerp weinig aandacht besteed,
veel minder althans dan aan de stedebouw-
kundige, architectonische en economische
aspecten van de stedelijke ontwikkeling.
Slechts af en toe treft men in studies en
vaktijdschriften meer sociologisch gerichte
beschouwingen aan.
Eén van de schaarse maar wel interessante
voorbeelden vormt in dat opzicht het rap
port van een wetenschappelijk instituut,
vervaardigd in opdracht van enkele Franse
steden, - 'Les images de la ville' (1973)f
Het rapport komt allereerst tot de bevinding
dat de burger zeer wel verdraagt dat zijn
stad in beweging blijft, echter op voorwaar
de dat de stad niet zijn eigen aard verliest.
De meeste burgers, aldus het rapport, heb
ben een praktisch-zintuiglijk beeld van hun
stad. Ze geven om hun stad op de manier,
waarop men een persoon kan liefhebben.
Het rapport maant de overheid die gevoe
lens niets te verwarren met nostalgie en het
wijst op de tegenstelling die gemakkelijk
kan ontstaan tussen het gevoelsmatige beeld
dat mensen van hun stad hebben en het
abstracte beeld dat plannenmakers soms
hanteren. Het eindigt met de opmerking:
'Het is nogal wat als een kleine groep van
projectontwikkelaars en vormgevers aan
een stad sleutelt met een ander model in hun
hoofd dan de meeste inwoners; daar komen
ongelukken van'.
DE GESCHIEDENIS HERHAALT ZICHT
Als we het probleem van 'eigentijds bou
wen' vergelijken met de situatie van 25 jaar
geleden, zien we uiteraard verschillen.
Maar ook een paar duidelijke overeen
komsten. Zeker, de huidige situatie doet
zich minder dramatisch voor dan de vooruit-
gangs-euphorie van de jaren zestig. Het gif
werkt nu namelijk langzamer maar op den
duur is het even bedreigend.
Er is nog een overeenkomst met de vorige
periode, een ietwat koddige overeenkomst
zelfs. Want ook nu weer denken de radicale
vernieuwers het pleit te winnen door het
uitdelen van etiketten aan de tegenstanders.
Ook nu weer horen en lezen we de waar
schuwing dat we van de binnenstad geen
museum moeten maken. En evenals vroeger
moeten we ook ditmaal kiezen tussen alles
of niets. Want wie niet eigentijds is, is ou
bollig en op de terugweg naar de middeleeu
wen. Wij vinden dat allemaal wel amusant.
Maar wat moeten we er eigenlijk mee? Wat
moeten bestuurders er mee als ze niet graag
voor conservatief uitgemaakt willen wor
den? Wat moeten architectvakgenoten er
mee als ze niet in de hoek van 'ouderwetse
vormgevers' gedrukt willen worden? En
vooral, wat moeten de burgers er mee?
Wat bijvoorbeeld moeten de bewoners van
een buurt antwoorden als ze uitdrukking ge
ven aan hun onvrede met de komst van een
omvangrijk glazen 'Fremkörper' in hun om
geving, en dan te horen krijgen dat hun
ideeën wat vreemd zijn omdat ze zichzelf
toch ook niet kleden als onze voorouders?
MEDESTANDERS
In de meningsvorming rond het verschijnsel
'eigentijds bouwen' staan voor- en tegen
standers tamelijk scherp tegenover elkaar.
Aan welke kant wij staan, behoeft niet te
worden gevraagd. Dat is, gezien het boven
staande, wel duidelijk.
In onze strijd voor het behoud van het ka
rakter van de stad staan wij overigens niet
alleen. Het doet ons genoegen dat we ook
onder jonge architecten en publicisten heel
wat gelijkgestemde geesten aantreffen.
Eén zo'n medestander is de bekende schrij
ver en kunstcriticus Rudy Kousbroek. Ook
hij verzet zich tegen het eigenmachtig bou
wen in binnensteden onder de valse vlag
van eigentijds bouwen. Naar zijn mening
leidt dat meestal tot aantasting van stedelijk
cultureel erfgoed. 'Iemand met een groot
oorspronkelijk talent', aldus Kousbroek, 'is
ongetwijfeld in staat tot het fameuze kunst
stuk dat leidt tot de uitroep: dit contrast is
mooi! Maar meestal is het lelijk. Het is een
vergissing te denken dat schoonheid vanzelf
voortvloeit uit contrast. Een gemiddelde ar
chitect is er niet toe in staat, zomin als een
gemiddelde concertpianist kan componeren.
Er wordt dan ook niet verwacht dat met elk
van hen een grote nieuwe revolutie in de
architectuur begint, maar dat hij het verle
den respecteert'.
Het zou zonde zijn hier nog iets aan toe te
voegen.
De heer W. A. S. van Meel is voorzitter van de
provinciale commissie van Overijssel. Deze bijdra
ge is ook in hét jaarverslag van 'Vrienden van de
stadskern van Zwolle' over 1985 opgenomen.
Op zaterdag 13 september a.s. viert Heem
schut feestelijk zijn 75-jarig bestaan in
Utrecht. Een rijk programma wacht ons
daar. Op diezelfde dag zijn echter ook nog
andere organisaties in Utrecht actief. Heem
schut rekent erop dat vijfhonderd leden aan
ons eigen gevarieerde programma deel zul
len nemen. Het zou echter mogelijk kunnen
zijn dat enkele van onze leden op diezelfde
dag mee willen 'snoepen' van een muzikale
gebeurtenis buiten ons programma om. Dat
kan. Want Dr. Gert Oost, wetenschappelijk
medewerker aan het Instituut voor Muziek
wetenschap van de Rijksuniversiteit Utrecht
verzocht ons de volgende uitnodiging in ons
blad op te nemen.
'Op zaterdag 13 september wordt voor de
10e maal de orgelvoettocht langs bekende
en minder bekende orgels in de Utrechtse
binnenstad gehouden. Dit jaarlijkse orgel
evenement wordt georganiseerd door het
OMK: het overlegorgaan voor Muziek in
Kerken in Utrecht. Organisaties als de
Stichting Kerkconcerten, de Stichting
Utrechtse Bachcantate-diensten, de werk
groep voor muziek in de Pieterskerk en de
Domcantorij zijn in dit overlegorgaan vere
nigd. De jaarlijkse voettocht is een van haar
gezamenlijke activiteiten.
Dit jaar valt de orgelvoettocht samen met de
lustrumviering van de Vereniging Heem
schut. Dit betekent dat twee grote groepen
van mensen elkaar op die dag tegenkomen
in de stad Utrecht, en wat ligt er dan meer
voor de hand dan te proberen tot een ont
moeting te komen!
Hiertoe wil het OMK de gelegenheid schep
pen door een van de activiteiten van haar
tocht door Utrechts orgelleven open te stel
len voor de deelnemers aan de 'Heemschut
dag'. Zij vond de bekende orgelhistoricus
Prof. dr. M.A. Vente bereid om een lezing
getiteld 'Voettocht door Utrechts Orgelhis
torie' te houden in het groot Auditorium van
de Rijksuniversiteit. De lezing wordt van
muzikale illustraties voorzien en gevolgd
door een kort orgelconcert op het Hinsch-
Flentroporgel dat sinds 1963 in deze histori
sche ruimte staat.
De lezing wordt tweemaal gehouden: nl. om
11.15 uur en om 14.00 uur. Beide keren
zijn leden van de Vereniging Heemschut
van harte welkom. Inschrijving voor de or
gelvoettocht is om 9 uur in de Domkerk'