Over de mythe van eigentijdsnouwen 126 ga) El® Een op zichzelf aanvaardbaar ontwerp voor een flatgebouw, dat echter niet paste in een gevoelige omgeving. W. A. S. VAN MEEL* Eigentijds bouwen is een mode begrip geworden. Onder deze dekmantel wordt in werkelijkheid vaak 'eigen machtig' gebouwd. D.w.z. zonder vol doende rekening te houden met de be staande gebouwde omgeving, waarbij aangesloten zou moeten worden. P W A. S van Meel, voorzitter van Heemschut Overijssel wijdt hieraan een interessante beschouwing. De stad is altijd een brandpunt geweest van menselijke activiteit en maatschappelijke ontwikkeling. Die ontwikkeling was daarbij altijd onderhevig aan veranderingen, al naar gelang de sociale en economische omstan digheden. Het ligt voor de hand dat ontwikkelingen hun weerslag vonden in de ruimtelijke structuur en de bebouwing van de stad. En even logisch is het dat, als de maatschappe lijke omstandigheden veranderden, ook het aanschijn van de steden veranderde. Met het doorwerken van die veranderingen in de verschijningsvorm van een stad is ech ter iets bijzonders aan de hand. De ruimtelijke structuur en de stedelijke be bouwing zijn duurzame elementen. Veran deringen werken daardoor slechts langzaam en met interessante nuances door in het stadsbeeld. Aldus weerspiegelen met name de historische steden op boeiende wijze het leven van vele generaties. Maar wat er in al die eeuwen ook gebeurde, het stadsbeeld bleef een eenheid vertonen, een eenheid in verscheidenheid. Op zichzelf vormt dat al voldoende reden om zorgvuldig met die ste den om te gaan. Ze vormen immers een belangrijke cultureel erfgoed. Maar er is meer. De stad van vroeger is van wezen veran derd; hij is in deze eeuw binnenstad gewor den, het centrum van een uitgestrekt stede lijk geheel. In tegenstelling tot de grote nieuwe woonwijken er omheen, met hun monocultuur en uniformiteit, herbergen ze een veelheid aan functies en treffen ze ons door hun levendigheid. Het is die combinatie van een geschakeerde en door de geschiedenis bepaalde verschij ningsvorm enerzijds en de multifunctionele geaardheid anderzijds, die onze historische binnensteden zo waardevol maakt. Een ex tra aanleiding dus om dat bijzondere karak ter te bewaren en grote zorgvuldigheid te betrachten bij het ruimtelijk ordenen en (her)inrichten. DE GEVAARLIJKE JAREN ZESTIG In het jongste verleden heeft het aan de gewenste voorzichtigheid nog wel eens ont broken. We herinneren ons nog goed de tijd, vooral de jaren zestig, dat de auto niet alleen de toegangswegen naar de stad veroverde, maar ook de binnensteden ging bezetten. Voorvarende gemeentebesturen, royaal ge subsidieerd door rijksinstanties, bijgestaan door actieve technische diensten en toege juicht door de georganiseerde middenstand, begonnen de steden 'open te gooien'. Plan nen met toekomst-visie voorzagen in forse verkeersdoorbraken en ruime parkeerterrei nen, tot in het hartje van de stad. In sommi ge steden leidde dat tot grootscheepse af braak, want de Nederlandse binnensteden zijn klein en hun straten smal. Ze deugden dus totaal niet voor de vooruitgang en moes ten dringend aan de nieuwe tijd worden 'aangepast'. Bezorgde burgers en verenigingen met cul- tureel-ruimtelijke doelstellingen verzetten zich heftig tegen wat in hun ogen cultuur- vandalisme was. Dat verzet wekte op zijn beurt bij de radicale vernieuwers wrevel op. Velen voelden zich gehinderd door al die dwarsliggers, die dan ook prompt het etiket 'actiegroep' opgeplakt kregen. En zeker in die tijd was een actiegroep iets heel ergs, bijna hetzelfde als onmaatschappelijkheid. Maar gelukkig, mede dankzij die verguisde burgers behoort dit alles tot de verleden tijd. Zakenlieden en neringdoenden weten in middels wat een gave historische binnenstad waard is. En bestuurders van steden waar de dodelijke vooruitgang nog juist op tijd ge stopt kon worden, vertonen met trots aan bezoekers diaseries met stadsgezichten en gebouwen die hun voortbestaan uitsluitend te danken hebben aan de dwarsliggers van weleer. Inderdaad, het binnenstadsbeleid van de gemeenten heeft een wending ten goede genomen. Grote doorbraken zijn niet meer te duchten, voetgangersgebieden ont staan op plaatsen waar aanvankelijk asfalt- banen zouden komen en ruwe kaalslag heeft plaats gemaakt voor weloverwogen stads vernieuwing. EIGENMACHTIG BOUWEN Zijn nu alle dreigingen voor de binnenstad afgewend? Wel, zoals gezegd, voor een massieve aantasting zoals indertijd zijn we niet meer zo bevreesd. Maar onze binnen steden zijn en blijven erg kwetsbaar. Eén enkele sloop en één opvallende schaalfout bij het oprichten van vervangende bebou wing kunnen een stadsbeeld bederven. Aan het laatste denken we als we het hebben over een nieuw modeverschijnsel, het zoge naamde eigentijds bouwen. Dat wil in dit geval zeggen eigentijds bouwen in een his torische omgeving. Bestaat er principieel bezwaar tegen eigen tijds bouwen? Nee, natuurlijk niet. Het is zelfs niet goed mogelijk in onze tijd anders dan eigentijds te bouwen. Hoe zou dat ook kunnen, gelet op de gebruikseisen van de opdrachtgevers, de huidige bouwtechnische voorwaarden en, niet te vergeten, de hoge bouwkosten? Het woord 'eigentijds' is ge woon slecht gekozen, want er wordt iets anders mee bedoeld dan het lijkt te zeggen. Als we de voorvechters van 'eigentijds bou wen' horen, krijgt men de indruk dat we te maken hebben met een nieuwe stijl van bou wen, met iets waar alleen bepaalde architec ten toe in staat zijn. Bij nadere beschouwing blijkt het een kwestie van mentaliteit te zijn. 'Eigentijdsers' laten zich bij het bouwen in een historische binnenstad niet alleen leiden

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1986 | | pagina 26