14 Bouwtekening van het nooit uitgevoerde oorspronkelijke ontwerp voor de O.L.V. Kerk van Renkum. Het ontwerp was gemaakt door opzichter Fijnebuik maar werd vanwege de kosten niet uitgevoerd. De wel gebouwde kerk van 1838 werd in 1922 door nieuwbouw van Joseph Cuypers vervangen. een ontwerp te vervaardigen; slechts in een minderheid der gevallen ontbreekt dit nog, of is dit in de ogen van de hoofdingenieur te slechts om zelfs voor correctie in aanmer king te komen. Alleen in die gevallen is het noodzakelijk een Waterstaatsambtenaar, meestal een opzichter, met het maken van een (nieuw) ontwerp te belasten, maar ook dan wordt dit werk nog wel eens bij een particulier architect uitbesteed. Voor Noord-Holland2 en Noord-Brabant3 geldt getalsmatig ongeveer hetzelfde; in het eerste geval had slechts bij een kwart van de kerken de ontwerper iets met Waterstaat uit te staan; van de katholieke kerken in het bisdom Den Bosch is slechts iets meer dan de helft door Waterstaat gebouwd. Dat wil overigens niet zeggen, dat de inge nieurs zich met de ingezonden ontwerpen erg tevreden toonden; verre van dat; de plannen werden in de regel met forse kri tiek, zowel wat vormgeving als constructie betreft, overladen, de vervaardiger of de inzender soms op hoge toon terecht gewe zen; zo moet de pastoor van Epe van hoofd ingenieur Ferrand vernemen, dat het 'zeer onbetamelijk' is om 'een secreet rakelings tegen het altaar te plaatsen'. Het ingeleverde ontwerp werd dan tenge volge van de kritiek van ingenieur en hoofd ingenieur gewijzigd, en het is op deze wij ze, dat Waterstaat nog het meeste invloed heeft uitgeoefend op de kerkenbouw; niet door zelf ontwerpen te leveren, maar door andermans ontwerpen te verbeteren. schijnlijk buiten medeweten van Waterstaat uitgevoerd. Vooral bij de bouw van Hervormde kerken is mij gebleken dat de bemoeienis van Wa terstaat zeer minimaal is geweest. De ont werpen zijn in verreweg de meeste gevallen al goedgekeurd, voor de hoofdingenieur iets van bouwplannen verneemt; met de - vaak lange - lijdensweg van het ontwerp heeft hij niets te maken gehad. Van de goed drie dozijn Hervormde kerken werd in slechts zes gevallen om zijn fiat gevraagd. Ontwor pen is er door Waterstaat in heel Gelderland slechts één, die van Neede. Voor Waterstaat is nog slechts de uitvoering overgebleven; en ook dat in zeker de helft van de gevallen niet eens. Met het ontwerpen van de Nieu we Kerk in Arnhem was door het kerkbe stuur al de stadsarchitect belast, de uitvoe ring werd vervolgens door de stadsfabriek ter hand genomen. Niets in de stukken van het parochiearchief wijst erop dat men dit een ongewone gang van zaken vond. Maar ook van de Katholieke kerken is er een goed tiental, alle binnen de eerste tien jaar na uitvaardiging van het K.B. van 1824, waarvan de bouw geheel buiten Wa terstaat om plaatsgevonden heeft; eerst van af het midden van de dertiger jaren belanden alle Rooms-Katholieke bouwprojecten op het bureau van de hoofdingenieur. Zijn goedkeuring is dan vereist. In veel ge vallen heeft het kerkbestuur al direct bij de bouwaanvraag een plaatselijk timmerman (soms een heuse bouwmeester) opgedragen WATERSTAATSSTIJL Valt een toch niet onbelangrijk deel van de kerken uit het tweede kwart van de negen tiende eeuw dus niet onder de noemer 'Wa terstaatskerk', met de term 'Waterstaats- stijl' moet men nog meer oppassen: Zuilen- porticus en koepeltorentje, de twee elemen ten die altijd als de hoofd-karakteristieken van de typische Waterstaatskerk worden be schouwd, treft men bij de naar ontwerp van Waterstaatsambtenaren gebouwde kerken hoogst zelden aan. Alleen een blik in Ro- senberg4 leert al dat bijna al die zuilenfron ten, over het hele land, niet van ingenieurs, maar van officiële architecten afkomstig waren. Van een Adams, stadsarchitect van Rotterdam (Delft); van een Grauss, stadsar chitect van Middelburg (Zierikzee); van een Romein, stadsarchitect van Kampen (Lu therse Kerk aldaar); van een Plomp, stadsar chitect van Leeuwarden (St. Jacobiparo- chie); van een Tollus, stadsarchitect van Den Haag (Rijsenburg). Of van Rooden- burg, onderwijzer aan de Haagse tekenaca demie (Schipluiden), van Zocher, particu lier architect (Utrecht), of van Suys, archi tect des konings (Mozes Aaron in Am: sterdam). Wat er staat is maar zelden Wa terstaat. Eén van de weinige Waterstaatsambtenaren die kerkvoorgevels wel van zuilen voorzag, was de Noord-Hollands opzichter Dans- dorp. Eén van de redenen hiervan was ongetwij feld, dat het vooral de katholieke, d.w.z. de armlastige gemeentes waren die, gedwon gen om subsidie aan te vragen om überhaupt een nieuwe kerk te kunnen bouwen, bij Wa terstaat terecht kwamen, omdat het in eerste instantie de hoofdingenieur was, die moest vaststellen of, gezien de situatie ter plekke, het ingediende, of anders nog op te maken plan voor subsidie in aanmerking kwam. Subsidiabel nu bleken in de praktijk voor Den Haag slechts die ontwerpen te zijn, waarbij uiterste zuinigheid en spaarzaam heid betracht was, zoals de hoofdingenieur dan ook keer op keer bij indiening verzeker de: de kerk was geen steunbeer te rijk, geen vierkante meter te groot (waarvoor een norm van drie kerkgangers per vierkante meter ontwikkeld was). Ook met die verze kering gaat er nauwelijks een ontwerp rich ting ministerie, of het komt terug met het verzoek het nog eens goed na te gaan op mogelijke bezuinigingen - meestal verge zeld van de toelichting dat de kerk van het naburige dorp ook niet zo veel gekost had. Met als gevolg dat de weinig extra's, die de ontwerper had durven aanbrengen, alsnog sneuvelen moesten; zelfs de kleine torentjes belandden, hoezeer de bouwende gemeente er ook aan gehecht was, regelrecht in de gevarenzone. Niet onlogisch dus dat géén van deze katholieke parochies in Gelderland erin geslaagd is, om de voorgevel van haar kerk van zuilen te voorzien. Slechts één keer heeft een opzichter, Fijne buik, het gewaagd een ontwerp met een peristyl uit te rusten, omdat de kerk aan de grote weg zou komen te liggen. De katho lieke parochie van Renkum bleek echter na derhand te arm om de uitvoering van dit plan te kunnen betalen; op meer subsidie viel niet te rekenen; en het ontwerp werd dus prompt herzien en de portico als eerste geschrapt. Typische Waterstaatskerken, volgens de tweede definitie, hebben in de regel geen portico, en ook koepeltorentjes zijn zeld zaam. Het zijn meestal sobere bakstenen zaalkerken, met een zadeldak afgesloten, een paar rondboogvensters of spitsboogven sters in de zijmuren. De voorgevel is sim pel, soms witgepleisterd, gewoonlijk met een naaldspits bekroond, of tot een dakrui ter op de gevel gereduceerd. Thomas von der Dunk is student architec tuur-geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam Noten: 1. Zie bijvoorbeeld: H. M. A. van HEL VOORT, 'Bijdragen tol een studie van de Rooms-Katholieke Waterstaatskerken in het bisdom van s-Herlogen- bosch'getypte studie, Nuland/Den Bosch 1985 p. 78/79 2. Zie: T. P. M. van der FLUIT, 'De waterstaat en de kerkbouw in Noord-Holland in de 19de eeuw', in: 'Opening van zaken; zes historische opstellen ter gelegenheid van de opening van het nieuwe Rijksar chief in Noord-Holland, Haarlem 1983: p. 77-101: bijlage 3. Zie: H. M. A.van HEL VOORT, o.c., p. 82 e.v. 4. ROSENBERG, H. P. R., De 19de eeuwse ker kelijke bouwkunst in Nederland, Den Haag 1972

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1986 | | pagina 18